DE BUITENPLAATS STEENHOVE BIJ MIDDELBURG, EEN 'SEER HEERLIJK EN VERMAAKLIJK LUSTHUIS' ttmi Ht'frrr 1. Het huis Steenhove rond 1650, afgebeeld in Speculum Zelandiae. Rijksarch. Zld., Zei. III. 2:163. Inleiding De mode van het buitenwonen nam een hoge vlucht in het eerste kwart van de achttiende eeuw. Er waren echter al in de eeuw ervoor enkele, soms zeer aanzienlijke, buitenhuizen gesticht. Deze zeventiende-eeuwse zomerhuizen met tui nen eromheen, de 'buitenplaatsen', kwamen over het algemeen voort uit kastelen die door de verarmde adel werden verkocht, of uit boerde rijen. In het laatste geval werden aan de bestaan de boerenhofstede enkele kamers gebouwd, die door een rijke familie uit de stad als zomer-op- trekje werden gebruikt. Een klein bloementuin tje erbij zorgde voor wat vermaak. Geleidelijk aan werden de eisen die de stadslieden aan het buitenleven stelden, steeds hoger; de aange bouwde 'herenkamers' werden vervangen door een vrijstaand 'herenhuis'. Hieromheen werd een deftige tuin naar Frans voorbeeld aangelegd. Het agrarische aspect van de buitenplaats werd volledig naar de achtergrond gedrongen, maar verdween nooit helemaal: een buitenplaats moest immers enigszins rendabel blijven. Wanneer de boerderij niet direct deel uitmaakte van de opzet van de buitenplaats, dan was er wel een wat verderop liggende hofstede die bij het bezit hoorde. Het buitenleven werd steeds meer gelijkgesteld aan het leven in de stad, totdat beide in het midden van de achttiende eeuw een bijna gelijke stand van cultivering hadden bereikt. De acht- tiende-eeuwse buitenhuizen deden wat comfort betreft niet onder voor de luxe stadshuizen. Deze schets van de ontwikkeling van de buiten plaats is mede toepasbaar op die, welke in dit artikel besproken wordt. 4

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1994 | | pagina 6