Middelburg meest nauwkeurig overeenkomen de"8. De opzet van de tuin is net, als de tuinen van Stadhouder Frederik Hendrik, gemodelleerd naar voorbeeld van Franse tuinen, die in deze periode geheel 'a la mode'' waren. Het concept is van hoog niveau: onmiddellijk achter het huis ligt een plein met aan één zijde een galerij, afgesloten met een koepel9; daarachter een hof met vier perken met parterres en enkele latwerk- prielen. Daarachter tenslotte lag de grote sier- tuin, met twee grote parterres en een zichtkanaal in het midden. Dit is mogelijk het eerste "grand canal" op Walcheren. Dit idee vond later veel navolging10. Aan het einde van de vijver stond een tuinhuisje. In de parterre links is een zuil te zien. Waar schijnlijk is dit de zerk die Honingh na zijn terug trekking uit de regering oprichtte". Op de zerk stond de tekst: "Buyten Hoff en buyten Kerck Besigh ick mijn eigen werck. Soo te leven wensch ick Heer V te dienen en niet meer". En op de achterzijde: "Numquam sucessu crescit honestum 1681" De structuur van het park, met een kleine siertuin, daarachter een grotere en een 'ommu ring' met hoogopgaande bomenrijen, doet den ken aan de tuin van de buitenplaats Clingendael bij Wassenaar. Deze werd aangelegd bijna ge lijktijdig met de totstandkoming van de tuin van Steenhove. Honingh heeft de aanlegger van Clingendael, Philips Doublet, mogelijk persoon lijk gekend: beiden waren vrienden van Con- stantijn Huygens, wiens buitenplaats Hofwijk bij Voorburg eveneens enige overeenkomst vertoont met Steenhove12. Hofwijk was overi gens gesticht als wij kplaats voor het hof (van de Stadhouder), een gedachte die wat Steenhove betreft wordt uitgesproken door middel van de tekst op de zuil. Een gedichtje van Huygens misschien, geschreven voor Johan Honingh? 1 n de tuin stond verder een tweetal Nehalennia- altaren, afkomstig uit de bij Domburg gevonden tempel. Van deze beelden geven zowel Smalle- gange als Mattheüs Gargon beschrijvingen13. Ten tijde van de bewoning door Johan Honingh werd Steenhove een buitenplaats met een vor stelijke grandeur, die scherp afgestoken zal hebben tegen de andere Walcherse buitenplaat sen, die toen nog kleinschalig, rommelig aange legd en landelijk van karakter waren. Op Steen hove kon het echtpaar Honingh op grote voet leven, zich van de buitenwereld afsluitend met hoge bomen en muren. Op de gravure in de Chronyk is duidelijk te zien hoe de tuin een oase was. De hoge ambities van Honingh blijken eveneens: de gekroonde familiewapens, gedra gen door vliegende putti, doen bijna vermoeden dat het hier gaat om een van de stadhouderlijke paleizen. Na de dood van Honingh taande de glorie van Steenhove, tot het aan het eind van de achttiende eeuw hopeloos verouderd was. De periode 1692-1737 Na de dood van Johan Honingh in 1692 erfde Abraham van Vierssen de buitenplaats. Hij was vermoedelijk een broer of neef van de tweede echtgenote van Honingh, Hillegonda van Viers sen. In 1717 beschreef Gargon de buitenplaats als volgt: "Daar achter ons legt het Wittehof; daar op zijde het huis Steenhove, een zeer wellustige Lusthof, daar gebouw en geboomte om 't keurigst is, en 't oog verlokt, door schoone kamers, heerlijke schilderijen, groote en vrucht- baare boomgaarden, vermaaklijke wandelaa- rijen, en alles wat een hof vergieren kan. In het torentje, dat zich boven 't geboomte verheft, was voormaals een slaande klok, die nauwkeu rig met de Middelburgsche overeenkwam"14. Hierbij vermeldde hij nog dat Steenhove be woond werd door Van Vierssen15. Vermoedelijk werd deze tekst echter enige jaren eerder ge schreven, zodat op het moment van publikatie de gegevens al achterhaald waren. Op 18 november 1717 namelijk verkochten Adriaan Velters, gedeputeerde terStaten-Gene- raal en zijn echtgenote Hillegonda Catharina Schorer de buitenplaats aan mr Pieter Boddaert (1654-1732). De verkoopcondities omschreven het hof als "strekkende van de voorn. Sandt- wegh, en komende met een nieuwe dreef aan de groene wegh, midtsgaaders de wilde dreeve ten westen van de plantagie en tot aan de Sandt- wegh strekkende"16. Hieruit blijkt dat de laan, die op de kaart van Hattinga is aangegeven, rond deze tijd moet zijn aangelegd, evenals de

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1994 | | pagina 9