Af-
,,'t Is zukken slechte weer, dat vö gin mens goed
is, zeiden de dieven, en ze stööle aol depriezen".
Deze uitdrukking is in 1879 ontstaan.
Volgens traditie werd in dat jaar op de derde
pinksterdag de ring gestoken, zo ook in Koude-
kerke. Die dag stak een zware storm op, zodat
de ringrijders in de herberg beschutting moesten
zoeken.
De prijzen werden onbeheerd achtergelaten.
Dieven zagen hun kans en namen alles mee.
Om welke prijzen het ging wordt niet vermeld.
Het zullen zeker geen bekers geweest zijn. Maar
wat dan wel?
Het boek "Nederlandsche kleederdragten en
zeden en gebruiken" uit 1857 (herdruk 1976)
van V. Bing en J. Braet von Ueberfeldt geeft een
aardig beeld om welke prijzen destijds gereden
werd. Ik citeer: „In de nabijheid (van de ring)
zijn gewoonlijk de prijzen geplaatst, waaronder
men zilveren sieraden vindt, als: horlogieket-
tingen, sigarenpijpjes, schoengespen, benevens
veelkleurige linten, een groote koek en verschil
lende aardigheden, maar nimmer ontbreekt er
een houten potlepel, die aan dengenen wordt
toegekend die het minste punten heeft verkre
gen, en met wien dan ook deerlijk de spot wordt
gedreven".
Ik denk dat de prijzen uit 1879 weinig afweken
van die uit 1857.
Hoe het verder afgelopen is, vermeldt Jan
Vader (1875-1966) niet, maar Koudekerke had
er een uitdrukking bij.
dan was het lint voor zijn verloofde of als hij die
niet had voor zijn moeder of zuster. Het lint
werd door haar als keellint van de kaphoed*
gebruikt.
Toen eenmaal de kaphoed uit de mode was, is
ook de uitdrukking ,,'t Paerd briengt ('t) lint
mee" verdwenen.
De kaphoed is een nauwsluitende boerinnehoed
van Italiaans stro. De hoed kwam in de tweede
helft van de vorige eeuw in de mode en werd in
Walcheren tot de le Wereldoorlog bij kerkbezoek
en op feestdagen over de muts gedragen. De hoed
was gevoerd met blauwe zijde. Aan de achterzijde
was een blauwe lintversiering aangebracht.
De afhangende linten waren ongeveer een halve
meter lang. Aan de voorzijde waren kleurige keel
linten bevestigd. Bij rouw hadden de kaphoeden
zwarte voering en linten, bij halve rouw waren de
linten wit met zwart.
,,'t Paerd briengt CO lint mee".
Ook deze uitdrukking heeft haar ontstaan te
danken aan het ringsteken.
Het was in de vorige eeuw gebruikelijk de
prijzen voor het ringsteken bij de Middelburgse
goudsmid Hackenberg te kopen. Hij had de
gewoonte bij de gekochte prijzen een gekleurd
lint te leveren. Had nu een ringrijder een prijs
inclusief lint gewonnen, dan gaf hij het lint aan
de vrouw van de baas, waarvan hij het paard
gehuurd had. Had de berijder een eigen paard,
Geraadpleegde bronnen:
- Zeeuwse Vereniging voor Dialectenonderzoek,
Woordenboek der Zeeuwse Dialecten, derde druk
1974.
- Archief Zeeuwsch Genootschap der Wetenschap
pen, 1927.
- Bing, V. en J. Braet von Ueberfeldt, Nederlandsche
kleederdragten en zeden en gebruiken. Amster
dam/Utrecht/Alphen a.d. Rijn, 1857/1976.
F. v.d. Driest
18