ARCHIEFVONDSTEN
OOSTERLINGEN IN OUDE HANDELSSTAD
HET GEZANTSCHAP VAN SULTAN ALAOEDIN
Vervelende Fransen
schieten op Veerse ooievaars
Het jaar 1800. Ons land is sedert vijf jaar "De
Bataafsche Republiek". In de stad Veere wonen
nog ongeveer tweeduizend burgers en een groot
aantal Franse soldaten. Voor inkwartiering van
deze troepen is in Veere een aantal barakken
aan de Nieuwstraat, de Mijnsherenstraat en de
Baljuwstraat als kazerne ingericht. In een huis
aan de Wijngaardstraat, dat tot 1764 gediend
heeft als onderkomen van de Schotse Natie van
Veere, verblijven eveneens militairen. En deze
vervelen zich. Want wat blijkt uit de notulen
van de gemeenteraad van zaterdag 5 april 1800:
"Wijders heeft de president (burgemeester) ken
nis gegeven dat hij was geïnformeerd geworden
eenige van de Fransche troupes alhier in guar-
nizoen, zich hadden ontstaan om op ooijevaars
genesteld zijnde op de schoorsteen van het
Oude Schotse Huis te schieten en deselve te
verjagen, dan daar de vogels sedert onheugelijke
tijden zich aldaar hebben opgehouden en niet
tot nadeel verstrekken, gaf hij in consideratie
daartegen te voorzien, en de commandant te
verzoeken om aan zijne onderhebbenden te
verbieden de gemelde ooijevaars eenigsints te
schaaden. Waar op gedelibereerd zijnde is goed
gevonden noch heeden de commandant van het
guarnizoen schriftelijk te inviteeren van de
nodige ordres te stellen datgeene van zijne trou
pes zich onderstaan op de gemelde ooijevaars te
schieten of dezelve eenigsints te benadeelen als
vogels zijnde welke bij placaaten van den Lande
zijn gepermitteerd en geen nadeel toebrengen".
Zo'n stuk roept direkt vragen op. Zouden de
Fransen voor hun lol op de Veerse ooievaars
hebben geschoten of hadden ze zin in een "paté
de cigogne" ter aanvulling van de rats, kuch en
bonen? Waren dit de laatste nestelende ooie
vaars in Veere? Hoe lang moet een ooievaar
sudderen wil ze gaar zijn?
Peter Blom
In 1596 zeilden twee Nederlandse koopvaarders,
"de Leeuw" en "de Leeuwinne", naar Oost-
Indië, om daar met de koning van Sumatra, de
"machomedse" (mohammedaanse) Sultan Alla-
din van Atjeh, handel te gaan drijven.
Maar de daar al aanwezige Portugezen vreesden
de komende concurrentie. Ze wisten de Sultan
er van te overtuigen, dat de nieuwkomers
zeerovers waren. Het zijn boze lieden, zo zeiden
ze, die komen om te plunderen en te roven.
De Sultan liet daarop Frederik de Houtman en
nog een aantal zeelui, die aan land waren, vast
zetten. De overval op de beide schepen mislukte
echter. Er werden zelfs enkele van de aanvallers
gevangen genomen, waaronder ene Leonard
Werner. In zijn boek "Commentaren ofte me-
moriën van de Ned. Staet" noemt Emanuel van
Meteren hem. De ene keer noemt hij hem een
Nederlander, de andere keer een Lutzeburger
(Luxemburger). De Atjehers noemden hem
Pusque Camis. Hij moet er al een aantal jaren
gewoond hebben, want hij sprak hun taal goed.
De gevangenen zijn later weer vrijgelaten.
Terug in Nederland- 15augustus 1600-brachten
de kooplui en de schippers verslag uit bij Prins
Maurits. Vanzelfsprekend ontkenden ze de ver
dachtmakingen van de Portugezen. De sultan
was aanvankelijk juist vriendelijk voor hen
geweest. En zij hadden als oprechte handelaars,
eerlijk en royaal, het ware karakter van de
Nederlandse natie getoond.
De Prins beloofde hulp en liet een brief opstel
len voor de Sultan. In het Spaans, op perka
ment, met een gouden randversiering.
Vier schepen, uitgerust door het Compagnie
schap van de Zeeuwse handelaars De Mouche-
ron en Ten Haef, voeren op 28 januari 1601 de
haven uit, ter koopvaart in de Oost.
Het waren de Zeelandia, de Middelborch, de
19