moeder, zoon Marien en de dochters Janna, Klaas en Sien, allen in dracht. Het waren heel lieve mensen, al waren ze voor een Walchers meisje van 5 jaar in het begin wat moeilijk te verstaan. Het najaar van 1944 gaf prachtig weer tot in oktober. Ik heb sindsdien nooit meer zoveel vliegen gezien als op de boerderij. Marien was een grote vent, die enorme hoe veelheden voedsel kon verwerken, maar hij werkte dan ook hard. Het was er een heerlijke tijd. Iedereen was lief en aardig; we hadden volop te eten en alles was nieuw: peren uit de boomgaard, boterhammen die twee keer zo groot waren als thuis, een grote schuur om in te spelen en die zo heerlijk rook naar hooi en warme koeien; slapen op zolder tussen de appels die daar bewaard werden. Als ik koeien ruik, denk ik aan die tijd terug. Vanaf de dijk heb ik op een avond de beschie ting van Vlissingen gezien, die vooraf ging aan de landing van de geallieerden. Het was een prachtig gezicht, maar toen drong niet tot me door dat het eigenlijk vreselijk was. Wat later mocht ik met papa mee naar het dorp, waar Engelse soldaten voorbij trokken in tanks en jeeps. Papa sprak Engels, dus hij kwam met aardig wat nieuws thuis. Een van de officieren had gevraagd waar wij woonden en toen hij hoorde dat dat op een boerderij was, vroeg hij of de boer er bezwaar tegen zou hebben, als er soldaten werden ingekwartierd voor een korte tijd. Papa dacht dat Boonman geen bezwaar zou hebben tegen 17 soldaten. Dat had hij ook niet. Stel je voorlaat ze maar komen! Het bleken er echter 70 te zijn. Papa's Engels was een beetje te roestig denk ik. Gelukkig was er ruimte genoeg in de schuur en een week lang mocht ik iedere avond het tijdstip van naar bed gaan uitstellen door de hele troep welterusten te wensen. Toen was het feest afge lopen en waren ze vertrokken; ik denk naar Walcheren via de Sloedam. Nu Vlissingen bevrijd was, ging papa er pools hoogte nemen. Het huis in de Nieuwstraat had wel geleden, maar kon makkelijk gerepareerd worden. Op de Singel in Vlissingen was een dijk gemaakt, zodat het water niet verder kwam en de stad droog bleef. Daarbuiten was het eb en vloed en ook op Souburg stond het water in huis. Opa en opoe waren vertrokken. Opa had alle huisraad naar zolder gebracht, maar de kachel kon hij niet tillen; die stond nog beneden. Mij n poppewieg en poppewagen, die papa voor me had gemaakt, waren weg. Dat vind ik nog jammer, want die waren wel erg leuk. Met eb kon je in het huis terecht, maar zodra het water opkwam moest je maken dat je weg kwam. De terugreis van 's-Heerenhoek naar Vlissingen werd geregeld. Samen met papa's zuster, haar man en 2 kinderen, die in de buurt geëvacueerd waren geweest, werden we met paard en wagen rond 17 november naar de Sloedam gereden. Hier moesten we lopen en aan de Walcherse kant stond weer een paard met wagen gereed en dat bracht ons naar Middelburg. De reis duurde een hele dag en het was toen behoorlijk nat en koud. Ik herinner me, dat ons schoeisel kletsnat was geworden en we hadden allemaal koude voeten. Tante Nel deed stro in onze klompen en ik kreeg haar warme wanten aan m'n voeten. Heerlijk was dat. In Middelburg aangekomen, lag er bij de sta- tionsbrug een bootje klaar, dat ons naar Vlis singen bracht. Het was toen al avond. Bij de sluis voor de Keersluisbrug werd aange legd en onze bagage werd uitgeladen. Papa ging om een handkar en zo konden we via de Aagje Dekenstraat en de Walstraat terug naar de Nieuwstraat, voor mij volslagen onbekend ter rein. De stad zag er vreselijk uit: alle stoepen hadden een rand van bergjes puin en de meeste huizen waren kapot. Overal kale plekken waar huizen hadden gestaan; de grond was nog hevig omgewoeld door de bominslagen. Er was geen verlichting, maar voor kinderen was het niet eng: je kon overal in en onder en tussendoor. Wat was het avontuurlijk als je in een gebouw, dat een winkel bleek te zijn geweest, lege boekjes vond met carbonpapier! Of 's avonds, als papa zijn Engels ophaalde door Engelse officieren uit te nodigen en met hen te schaken. Ze brachten altijd wat mee: we hadden heel veel biscuits. Aan het einde van de Nieuwstraat, op de Zeil- markt, bij de Koopmanshaven, onderaan de Oprit waren door de Duitsers dikke betonnen muren geplaatst met een smalle doorgang. Je mocht daar eigenlijk niet komen van thuis, maar je kon er heerlijk spannend spelen. Het toppunt van genot was, als het heel erg koud werd en het ging sneeuwen. Oom Henk kwam terug van De Schelde met twee sleeën, een voor zijn zoons en een voor ons. In de Nieuwstraat stond aan het begin van het 11

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1994 | | pagina 13