brede gedeelte nog een pomp en we gleden van
de Nieuwendijk vanzelf naar beneden door de
Lombardstraat, rondom de pomp en dan weer
naar boven met de slee om opnieuw naar
beneden te glijden.
Op een zondagmorgen wandelde ik aan papa's
hand naar het Roeiershoofd, waar nog een
spoorlijntje over lag. Het was laag water en
overal lagen blikken. Die kon je niet laten liggen
natuurlijk; de wikkels waren er dan wel af, maar
de inhoud was onbeschadigd. Ik weet niet meer
wat er in zat, maar het was wel spannend als er
een blik openging.
Het Kerstfeest van 1944 werd gevierd met veel
kinderen in de school in de Kasteelstraat en
werd aangeboden door de Engelsen. Veel weet
ik er niet meer van. Wel dat ik in een grote
vrachtauto voorin mocht zitten en er een heel
klein eindje gereden werd.
Aan de Nieuwendijk lag een heel klein huis met
een achteruitgang op de poort naast ons huis.
De achtererven grensden aan elkaar. In dit huis
is nu een automatenhal gevestigd. Toen zaten er
Engelse soldaten in, die ons van alles toestop
ten. Een van de soldaten, die veel bij ons thuis
kwam, kreeg verkering met een Vlissings meisje
en hij is er ook mee getrouwd. We hebben nog
steeds contact.
Intussen woonden er in ons huis vier gezinnen:
wij met zijn vieren, tante Nel, tante Saar en
tante Bets met hun gezin: veertien mensen bij
elkaar. De tantes konden niet in hun eigen huis,
omdat de wijk "Goed Wonen" onder water
stond. Die situatie heeft geduurd tot eind 1945
of begin 1946.
Ik heb er niet onder geleden. Er was altijd wel
iemand die me voor wilde lezen als ik daar zin in
had. Al deed de een dat beter dan de ander.
Het gebrek aan elektriciteit was vervelend,
maar al in december 1944 werd er door de
vriend van een oom elektriciteit afgetapt en
hadden we licht!
Wat ik me haarscherp herinner, is dat er een
parade gehouden werd. Volgens mama in het
voorjaar van 1945, in april waarschijnlijk.
Om een goed uitzicht te hebben, klommen we
via puin en trappen naar het dak van de H.B.S.
in de Brouwenaarstraat. Je keek dan uit over de
Gobi, de verlaten vlakte waar nu het stadhuis
staat. Op de hoek van de Hobeinstraat was een
schooltje, dan kwam er een kaal stukje. De
Engelse kerk stond er schuin tegenover naast
een paar grote huizen, waarlangs je de Badhuis
straat inkeek. Trommels hoorde ik en dan fan
tastische muziek: om de hoek van de Badhuis
straat kwam een leger doedelzakspelers met
hun prachtige mutsen en kilts. Ze liepen de Paul
Krugerstraat in, naar ons toe. Ik krijg nog
steeds kippevel als ik de doedelzakmuziek hoor.
Mijn zesde verjaardag was in juni en in sep
tember moest ik naar school. Aan waterdichte
schoolgebouwen was nogal gebrek. Ik begon in
de Bouwen Ewoutstraat. Verder werd school
gehouden in de Breestraat en in de Muloschool
in de Coosje Buskenstraat. In de vierde klas was
de Grote Marktschool klaar. Daarna ging ik
wegens verhuizing naar de Hogeweg.
Opa en opoe Faasse konden niet terug naar
Walcheren, want hun huis stond nog in het
water. Tot in het voorjaar van 1946 zijn ze
geëvacueerd gebleven in Zuid-Beveland. In de
zomer van 1945 zijn we er op bezoek geweest.
We werden van het station in Lewedorp (de
trein reed dus al) opgehaald met een koetsje met
een paard ervoor! In december 1944 hadden ze
bericht gekregen dat hun dochter, die met een
marineman getrouwd was en in het toenmalige
Indië woonde, omgekomen was in een Jappen
kamp.
De twee onbekende nichtjes kwamen met hun
vader naar Holland, maar ze zijn kort daarop
geëmigreerd naar Australië.
A. W. Bax-Post
12