pering bleek dat twee jonge meisjes van ongeveer
20 jaar, twee jongens van ongeveer 12 jaar en
een oudere man en vrouw waren verdronken.
De tocht naar huis het was inmiddels donker
gewordenis voor ons een zeer moeilijke tocht
geweest. Bij thuiskomst was er natuurlijk grote
dankbaarheid, omdat zo vlak na de feestvreugde
van de bevrijding, 6 mensen verdronken waren,
de bevrijding, 6 mensen verdronken waren.
Een week later is er een rouwdienst gehouden in
een stampvolle noodkerk.
Van de omgekomen mensen is nooit meer iets
gevonden. /Co Dominicus,
Het gat in de dijk van Westkapelle. Op de achtergrond,
hoog op het duin, de restanten van de Duitse radarpost
"Monika". De breedte van dit dijkgat bedroeg 600
meter. Tijdens springtij stroomde er zo'n 3 miljoen m3
water per tij het eiland naar binnen en 2 miljoen m3 naar
zee terug. Door de geweldige stroomsnelheid is toen de
kreek ontstaan.
Foto: kollektie J.C. van Winkelen, Serooskerke.
TER NAGEDACHTENIS
29 november 1944
De zon ten ondergaan geneigd
Zond nog haar laatste straal
De zee zo dikwijls al gedreigd
Stond in die gouden praal
De vloed nam af, de ebbe kwam
De stroming naar de zee
De zee die zoveel tot zich nam
Nam weer zes levens mee
Een boot steekt af, te zwaar belast
Hij schommelt op de baren
Men grijpt elkander dan ook vast
De vrees voor doodsgevaren
Een ogenblik, een wijle slechts
Een angstkreet over 't woelig water
Een blik naar links, een blik naar rechts
Niets dan een dof geklater
De maalstroom speelt als met de boot
En werpt hem heen en weer
Dan slaat hij om, niets dan de dood
Zien zij voor ogen meer.
Daar is een lijn, men grijpt en klemt
Zich strijdend met de golven vast
En in het duister dat reeds grauwt
Een vader die zijn kind nog tast
Een wijle slechts, een ogenblik
Dan zinkt hij moe ter neder
Zijn hand laat los, en met een snik
Ziet hij zijn kind nooit weder.
Drie mensen vechten ginds nog steeds
Een strijd voor eigen leven
Dan nog een blik van hen die reeds
De golven omgeven
Twee meisjes nog in 't jeugdig leven
Twee jongens nog zo jong en klein
Een man en vader rust daarneven
Een vrouw die nimmer meer zal zijn.
Zij rusten in de woeste baren
Daar van het golvend element
Hun dreigt geen angst meer voor gevaren
Waarheen de dood hun leven wendt
Hier treurt men om een man of kind
Een vrouw waarvan men nu moet scheiden
Twee dochters die men trouw bemint
O, zee wat brengt ge toch een lijden.
Een jongeling zag zijn liefste gaan
Hij zwemt, te redden nog wie weet
Hij spande al zijn krachten aan
Goddank gered, een vreugdekreet
Daar staren de ogen als versteend
Het touw omklemt nog menigeen
Wie redt hen daar, wie zwemt erheen?
Een ogenblik, 't is Waterman
In dienst bij de O.D.
Hij zwemt al wat hij zwemmen kan
En brengt ze levend mee.
Jan Louwerse geeft ook zijn leven veil
Maar geen geluk, het is te laat
De zee speelt nu haar roekeloos spel
Daar golf op golf hem tegenslaat
En zij die hier hun doodsstrijd streden
Wat wacht hun na dees bange tijd?
Straks is gebeuren dan verleden
In eindeloze eeuwigheid
De maan die schijnt aan 't firmament
Stralen de sterren lieflijk en teder
Zij blikken op aard in het woest element
Geeft ook de doden niet weder
Hoe men ook treurt, zucht en klaagt op dees aard
Niemand die weet of de doodsklok straks slaat
Wie Gode bewaart is voor eeuwig bewaard
Of hij op aard of op zee ook vergaat.
27