DIJKWERKERS
De meeste inwoners van Walcheren weten uit
eigen ervaring of door overlevering, dat de
Geallieerden in de Tweede Wereldoorlog de
dijken van ons eiland op vier plaatsen hebben
gebombardeerd. Het doel was, door het binnen
stromende water een groot gedeelte van de
door de Duitsers aangelegde versterkingen bui
ten werking te stellen.
Vele inwoners hebben daarna maandenlang
gewerkt om deze dijkgaten te dichten.
Minder bekend is dat een zestal "dijkwerkers"
uit Koudekerke in diezelfde periode ook een
dijk(je) hebben doorgestoken en daarvoor een
nacht in de politiecel hebben doorgebracht.
straat en Singelweg tot bij de watertoren in de
Badhuisstraat.
Er werd ook gesteld dat voor het aanleggen van
deze nooddijk zoveel mensen nodig waren, dat
er tijdelijk minder puin geruimd zou worden.
Men verwachtte de nooddijk klaar te hebben in
zes a acht weken na deze bijeenkomst.
Dat zou dus betekenen dat hij eind april 1945
gereed gekomen zou zijn.
Een tweede dijkje liep vanaf de Koudekerkseweg
oostwaarts, ongeveer ter hoogte van de huidige
President Rooseveltlaan, bij de toenmalige boer
derij van de familie Van de Voorde.
Het sloot de watergang af en moet vervolgens
aan de oostzijde ook weer op een hoger gedeelte
aangesloten zijn.
De afsluiting van de watergang (ter plaatse "de
leiding" genaamd) sloot de natuurlijke lozing
naar de Spuikom af. Maar zolang de dijkgaten
in de Nolle- en Westkapelse dijk niet gesloten
waren, was dat onbelangrijk. Toen deze echter
afgesloten waren (resp. op 2 en 12 oktober 1945)
bleef het water in de zuidwest-hoek van Wal
cheren staan. Herhaaldelijk werd door Water
staat beloofd dat men de dam in de watergang
zou verwijderen.
Om te begrijpen waar het precies over gaat,
moeten we eerst even uitleggen hoe vroeger het
teveel aan hemelwater uit de zuidwest-hoek van
Walcheren werd afgevoerd. Door greppels,
sloten en "sprienken" kwam het water in de
zogenaamde watergang. Dit water werd dan bij
eb via spuisluizen, Spuikom en Haventje van
Meyer in Vlissingen afgevoerd naar de Schelde.
Aan de Noordzijde van Vlissingen had men
tijdens de inundatie van Walcheren enkele
nooddijkjes aangelegd om zodoende een gedeel
te van de stad, ook tijdens hoog water, voor
overstroming te vrijwaren. In het boekje "Han
delingen van de gemeenteraad van Vlissingen
1942-1945" wordt in het verslag van de bijeen
komst van 26 februari 1945 door de voorzitter
meegedeeld dat men door de aanleg van een
nooddam circa 400 woningen voor bewoning
geschikt zou kunnen maken. Deze dam liep van
de Keersluis over de Verlengde Paul Kruger-
28
Maar steeds was er ook weer een reden om dat
uit te stellen. Dit gaf veel ergernis. Speciaal voor
de dijkwerkers die lang en hard hadden meege
werkt aan het sluiten van de gaten in de zee
dijken, en die nu het water in hun eigen gebied
maar niet zagen zakken.
Toen op 9 november 1945 een kraan naar de
dam ging om het karwei te klaren en dit
opnieuw werd uitgesteld wegens (zogenaamd?)
slechte weersberichten, was de maat vol.
Zes mannen uit Koudekerke besloten het dan
maar zelf te doen, te weten: Jacobus Wisse,
Willem Brasser, Jan Roose, Pieter Roose,
Andries de Lange en Martinus Vreeke.
Met spaden werd een smalle geul in de dam
gegraven.
Toen het water daardoor toegang kreeg, zorgde
het zelf in de kortste keren dat het gat meters-
breed uitspoelde. Bij terugkeer over het dijkje
naar de Koudekerkseweg liepen ze de politie in
de armen en werden ze na verhoor, opgesloten
in de cel.
De dijkwakers in de optocht