VERSLAG VAN DE PERSOONLIJKE ERVARINGEN
IN NOVEMBER 1944 OP WALCHEREN
Luidop kankerend doorgebracht.
Op de volgende morgen,
Kwamen z' ons weer brood bezorgen.
Maar 't geen daarna is geschied,
Is wel 't mooiste van dit lied.
Toen de dijkers 't nieuws vernamen,
Zijn ze zonder te beramen,
met hun voormannen vooraan,
Rechtuit naar 't bureau gegaan.
En we hoorden Jan Verstraaten
Tegen de politie praten:
"Komen ze niet los meneer,
Leg ik 't bijltje er bij neer;
En we zullen 't niet opnemen,
Vóór ze staan op vrije benen
Francke zei: ,,'t Is een schandaal"
En zo riepen zallemaal.
Minderhoud was ook gekomen
En hij was zeer ingenomen.
Ook Den Doolaard was er bij,
En die keek al even blij.
Slechts de heren waterstaten,
Stonden zich weer vrij te praten:
"Het was twaalf uur te vroeg,
't Was zeer ernstig"Maar genoeg,
't Water rond ons dorp ging dalen
Zeven voet in twee etmalen
Waarom langer uitgeweid?
't Is genoeg. Wij zijn bevrijd!
Zie toch wat een handvol mannen,
Wanneer ze tesamen spannen,
Kunnen - wat in een bestuur
Weken kost - in ruim vier uur.
Zie toch wat er kan gebeuren,
Als we maar niet zitten zeuren,
Als g'in plaats van veel gepraat
Handen aan de spaden slaat.
Ziet het water thans verdwijnen,
Ziet 't herboren land verschijnen.
Ziet 't gebeuren voor uw oog
En juicht: "WALCHEREN KOMT DROOG".
November 1945, C. W. Roose
Ik was korporaal/commandant van een Bren-
groep van vier man en ingedeeld in het twaalfde
peloton van de B-compagnie van het vierde
Bataljon K.O.S.B.
Onze groep bestond uit schutter Robbie Turn-
bull, één munitieleider, één geweerschutter/
beschermer en mijzelf.
Ik was toen twintig jaar, ongetrouwd en de
landing in Vlissingen zou onze eerste echte
gevechtsopdracht worden.
Via Ostende-Wareghem marcheerden wij naar
Kleit. Vandaar werden wij met vrachtwagens
naar het gebied bij Breskens vervoerd.
Toen wij in de namiddag van 31 oktober 1944
Breskens binnentrokken was er juist een be
schieting van de haven aan de gang. Wij leden
geen verliezen, maar het was geen bemoedigend
welkom in Nederland.
Wij vonden onderdak in de ruïnes van de snoep-
fabriek van Van Melle. Hier kregen we onze
gedetailleerde opdrachten. De hele aanval werd
met ons doorgenomen; van bataljonsniveau via
de compagnieën en de pelotons werd het aan
valsplan bekeken en uitgelegd. Aan de hand van
grote kaarten werd iedereen duidelijk gemaakt
welke straten moesten worden gepasseerd en
welke posities moesten worden ingenomen.
Iedere sektie kreeg een bepaalde individuele
route aangewezen via welke de beoogde positie
in de stad moest worden bereikt.
Onze compagnie, de B-compagnie, zou in de
eerste aanvalsgolf aan land gaan. De kolonel
sprak ons toe en zei:
"Jullie is de eer te beurt gevallen om als eersten
aan land te gaan".
Aangezien er 50% verliezen werden verwacht
was dit een erg twijfelachtige eer, waarover
iedereen zo zijn gedachten had.
Om ongeveer drie uur in de morgen van de
eerste november '44 werden wij door de Marine
31