naar de haven van Breskens begeleid en daar
kregen wij aanwijzingen om aan boord van de
landingsboten te gaan. De hele haven lag er vol
mee en vanaf de enige aanlegsteiger moesten wij
van de ene op de andere boot springen om ons
"eigen" vaartuig te bereiken, dat helemaal aan
de buitenkant lag. Dit viel niet mee in het
donker, zonder dat er eigenlijk enig lawaai
mocht worden gemaakt, terwijl iedereen behalve
zijn eigen persoonlijke uitrusting ook nog een
houder met mortiergranaten van drie inch
moest meesjouwen.
Mijn persoonlijke uitrusting bestond uit helm,
camouflagejas, daaroverheen patroontassen met
extra magazijnen voor de brengun; verder een
stengun en op de rug een schop of pikhouweel,
die tot de standaard uitrusting van bergtroepen
behoorde. Bij ons waren de kleine pionierschop
pen, zoals die door de infanterie werden ge
bruikt, afgeschaft met in plaats daarvoor de
genoemde schop of pikhouweel. Tenslotte wa
ren wij speciaal opgeleid voor de strijd in
bergachtig terrein. In de landingsboten wacht
ten wij op het bericht dat de Commando's in
Vlissingen vaste voet aan wal hadden gezet, wat
voor ons het afgesproken sein van vertrek was.
Na, naar mijn gevoel, vrij korte tijd van wachten
werd dit bericht via een scheepsroeper bekend
gemaakt.
"Commando's hebben in Vlissingen U ncle Beach
bezet".
Het bericht werd met gejuich begroet, wat je
even deed denken aan het gejuich in een voetbal
stadion wanneer een doelpunt is gescoord.
Het gejuich werd gesmoord in het gebrul van de
motoren van de landingsboten, die vrijwel ge
lijktijdig tot leven kwamen. Even later voeren
wij de Breskense haven uit, richting Uncle Beach,
Vlissingen.
In de haven was het aardedonker, met overal
om ons heen lawaai. Het lawaai van de motoren
van de landingsboten werd af en toe overstemd
door het vuren van de artillerie, die nog altijd
bezig was met de beschieting van ons aanvals
doel. Toen wij ons hoofd boven de boorden van
de boot durfden steken zagen wij in de verte een
enorme brand. Vanuit onze positie laag in het
water keken wij vol ontzag omhoog naar de snel
naderende vuurzee. De hele kust voor ons stond
in brand. Er was nog steeds een vreselijk lawaai
van gierende en inslaande granaten, die vooral
op de linkerflank, verder weg enorme vuurzuilen
deden opspringen, en van het gerommel van de
artillerie, nu verder weg, achter ons.
Ik voelde mij moederziel alleen in die zwarte
nacht met die vuurzee vlak voor mij en al het
geweld om mij heen. Ik denk niet dat er ook
maar iemand was die zich had kunnen indenken
dat het in werkelijkheid zo zou zijn, ondanks
alle instruktiefilms en "realistische" oefeningen.
Aan de horizon begon het al licht te worden
toen iemand schreeuwde: "We gaan erin. houdt
je kop omlaag, er wordt op je geschoten!".
Pas nu besefte ik wat de witte waterkolomme
tjes vlak bij de landingsboot betekenden: een
zwaar machinegeweer vuurde op ons. We kon
den door het onafgebroken lawaai de mitrailleur
niet horen, slechts de inslaande kogels in het
zeewater duidden op het vuur van de vijand op
de kust.
De klep van de boot ratelde omlaag en de één na
de ander, ieder op zijn beurt sprongen wij naar
buiten. Het werd een "natte" landing, we liepen
tot onze borst in het water naar de kust.
Het was nu bijna helemaal licht geworden.
Wij verzamelden op de vooraf afgesproken
plek, tegen de muur aan de rechterkant van de
molen. Hier werden wij vanaf de rechterflank
door de vijand onder vuur genomen.
Wij beantwoordden het vuur onmiddellijk, ter
wijl intussen appèl werd gehouden. Het bleek
dat onze compagnie twee man had verloren: één
man was op het strand gesneuveld en de ander
had door een verwonding een oog verloren.
Alles bij elkaar genomen viel het ons erg mee.
Wij hadden veel ernstiger verliezen verwacht.
We begrepen wel, dat er nog heel wat strijd
geleverd zou moeten worden, maar de eerste
hindernis was genomen. We waren aan land en
aan land zouden wij blijven; hiervan was ieder
een vast overtuigd. Ons zelfvertrouwen nam
enorm toe.
Precies volgens plan begonnen wij met de uit
voering van onze opdracht: bezetting van"Bex-
hill", het Betje Wolffplein in het centrum van
Vlissingen.
Met onze brengroep voorop vertrokken we,
sektie na sektie, van de verzamelplaats bij U ncle
Beach. De brengroep moest als eerste een hoek
"nemen" en de volgende pelotons dekken. In
ieder peloton had je drie sekties, die dan weer
dekking moesten bieden aan de brengroep, die
naar de volgende straathoek moest oprukken
om daar dezelfde "show" op te voeren.
Terwijl er voortdurend door de Duitse verde-
32