Sint Jacobstraat digers vanuit de hoge kranen van de scheepswerf op ons werd gevuurd, trokken wij langs de Oran- jedijk, met de zee opzij van ons, in de richting van de binnenstad. Het ging allemaal rustig, ordelijk, precies volgens plan. Terugkijkend naar Uncle Beach zagen wij de landingsschepen vóór de kust in grote cirkels varen. Blijkbaar wachtten zij tot alle vaartuigen waren ontscheept, om daarna gezamenlijk naar Breskens terug te varen. De Duitsers vuurden onafgebroken op de vaartuigen, in plaats van op ons en wij zagen de waterzuilen oprijzen tussen de wachtende landingsboten, daar waar de vijandelijke granaten insloegen. Met inge houden adem bekeken wij dit schouwspel tot dat, tot onze opluchting, de cirkel werd ver broken en het hele eskader, de één achter de ander, richting Breskens verdween. Van de Oranjedijk trok onze compagnie onge hinderd naar de Zeilmarkt, waarde Duitse anti- tankmuur ons goede beschutting bood tegen Duitse schutters in de kranen van de scheeps werf. Via de opening in de muur, met onze brengroep voorop kwamen we even later op de hoek van de Walstraat. Hier bleek dat er tot nu toe geen verdere verliezen waren geleden, ieder een was er nog. Wij trokken de Walstraat in, enigszins onder de indruk van de enorme verwoesting die in de stad was aangericht. Bovendien was er geen levend wezen te zien, waardoor ik een vervelend gevoel van eenzaamheid in mij voelde opkomen. In de grijzige straten met overal puin en stof voelde ik mij helemaal aan mijzelf overgelaten. De "hoe- ra"-stemming van de dijk bij Uncle Beach was helemaal verdwenen en het gevoel van verlaten heid werd nog vergroot door het voortdurend schieten van de Duitse sluipschutters in de kraan boven ons. Toen het vuren vanuit de grote kraan, ongeveer recht vóór ons, even ophield en wij daar aan het begin van de Walstraat op de D. compagnie zaten te wachten - deze moest ons komen ver sterken - ging er in één van de huizen aan de linkerkant van de straat een deur open en voor het eerst die morgen zagen wij mensen: Neder landse burgers. In het deurgat stonden enkele mensen met appels in de hand, die zij ons wilden geven. Wij 33

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1994 | | pagina 35