en binnen te dringen, gaven de Duitsers zich over
en kwamen zij naar buiten. Nadat dit gebeurd
was, was de strijd, wat ons betrof, voorlopig
voorbij. Wij liepen het Beursgebouw uit voor een
verkenningspatrouille in de buurt. In de Beurs
straat zagen wij een stuk Duits 2 cm. luchtafweer
geschut, met zo'n stoeltje eraan, dat halverwege
midden op straat stond opgesteld. We bekeken
het stuk van alle kanten, maar zorgden er voor
het niet aan te raken, in verband met eventuele
verborgen ontploffingsladingen, die de Duiters
mogelijk hadden aangebracht. Terug door de
Beursstraat gingen we naar het hotel Noordzee-
boulevard. Midden op het pleintje, tussen het
hotel en de latere bar "La Tour Eiffel" lag een fiets
op straat. Hier bleek dat de waarschuwing voor
"booby-traps" die wij van de inlichtingendienst
hadden meegekregen, werkelijk nuttig was ge
weest. Aan de fiets zaten enkele handgranaten
bevestigd. Waarschijnlijk waren zij met grote
haast aangebracht, want wij konden ze goed zien
zitten. Wij lieten de fiets waar deze lag en trokken
het Noordzeestraatje in, waar wij een veel gruwe
lijker tafereel aanschouwden. Ongeveer halver
wege de straat, waar aan de rechterkant een
gebouw was dat op een paardenstal leek, zagen
wij op de straat een spoor van gedroogd bloed.
De donkerrode strepen op de straat leidden naar
een grote rode plek op de buitenmuur van de stal.
Het was alsof een schilder, van enige afstand zijn
kwast met rode verf op de muur had leeggekwakt
Eén van de Commando's, arme drommel,
moet hier op 1 november op tragische wijze om
het leven zijn gekomen. Schuin boven ons zagen
we een balkon Er was niet veel verbeeldings
kracht voor nodig om jezelf voor te stellen wat
zich hier, in het schemerdonker van die woens
dagmorgen had afgespeeld
Wij verlieten deze lugubere plek en trokken langs
de betonnen verdedigingsmuur naast het hotel
naar de kazematten onder Boulevard De Ruyter.
Na korte tijd kwamen wij, via enkele onderaardse
gangen, op de Boulevard.
Op enige afstand vóór het standbeeld van de
admiraal, vlak bij de zeemuur stond een zware
mitrailleur, met de loop omhoog. Het wapen
stond in een open opstelling, vrijwel ongedekt en
er omheen lagen de lichamen van de stuksbe
manning. De dode Duitsers maakten niet zo erg
veel indruk op ons, veel minder dan het bloed aan
de muur in de Noordzeestraat. Hij was één van
ons geweest, de Duitsers waren vijanden, zo
dachten wij op dat moment.
Wij gingen een kijkje nemen in hotel Noordzee-
boulevard. Op één van de bovenverdiepingen
zagen wij, tot onze grote verbazing in enkele
kamers aan de achterkant, met uitzicht op het
Bellamypark en de Nieuwendijk aan de muren
een aantal spiegels hangen.
Er tegenover stonden enkele leunstoelen en als je
ging zitten en schuin omhoog in de spiegels keek,
kon je op je gemak achterover geleund, de hele
situatie buiten in het oog houden.
Toch wel linke kerels, die Duitsers, daardoor
hadden ze het hier zo lang kunnen uithouden
Wij gingen ierug naar het Beursplein en het Beurs
gebouw en patrouilleerden de rest van de dag in
de omgeving van het Bellamypark. Tegen de
avond vond onze sektie onderdak in het latere
hotel Dekker op de hoek, waar ikzelf vrijwel de
gehele nacht onder het biljart heb liggen slapen.
Zaterdag 4 november 1994
In de morgen trokken wij naar het Betje Wolff-
plein, waar het nu erg rustig was. Tegen de muur
van de scheepswerf lag een stapel zwemvesten,
die aan ons werden uitgedeeld. Onze opdracht
was langs het Kanaal in de richting van Middel
burg op te rukken.
Wij werden afgemarcheerd naar het Kanaal,
staken over en bemerkten toen dat, behalve de
spoorbaan het gehele gebied onder water stond.
Er zat niets anders op dan via de spoorbaan
verder te trekken. Wij liepen vrijwel ongehinderd
verder en kwamen na enige tijd bij een wit ge
bouwtje (Spoorweghuisje nr. 66).
Hier werd halt gehouden en kregen wij onze
achterstallige rantsoenen, van drie dagen, uit
gedeeld. Wij hielden wat we konden gebruiken,
maar onze zakken puilden uit van de sigaretten.
Wel, Robbie Tumbull en ikzelf rookten niet en
de sigaretten in onze zakken belemmerden onze
bewegingen. Niemand anders wilde ze hebben en
daarom besloten we de sigaretten ter plaatse
achter te laten. Wij stapelden ze op op de schoor
steenmantel in het huisje, de ene stapel naast de
andere, en gingen weg. De persoon, die ze later
heeft gevonden, moet daar de schat van zijn leven
hebben gevonden!
Wij trokken verder langs de spoorbaan naar
Souburg. Het begon te regenen en weldra sjokten
we verder in echte Schotse weersomstandigheden.
Het regende dat het goot, alles zag grijs en mis
troostig, precies het weer dat je in Schotland in
deze tijd van het jaar kon verwachten. Er werd
42