Men noemde mij ook wel "reserve locale kracht",
later werd ik "telefoniste voor interlocale dienst
op arbeidscontract".
Het was voor die tijd een goed betaalde baan.
Daar stond wel tegenover datje 's nachts en in
de weekends werkte, maar daarvoor in de plaats
kreegje in de week vrij. Mijn opleiding gebeurde
in de praktijk met een ervaren telefoniste naast
mij.
Ik moest afkortingen leren van Nederlandse
plaatsnamen, telefoonnummers van abon-nees
en vooral de nummers van de burgemeester
(Van Woelderen), artsen en De Schelde, die vier
nummers had.
Over Van Woelderen kan ik nog vertellen, dat
hij altijd direct geholpen wilde worden. Hij
vond meestal dat hij te lang op een verbinding
moest wachten. De directeur heeft hem toen
eens uitgenodigd voor een bezoek aan de
centrale. Hij was daarvan erg onder de indruk
en noemde ons "dappere Zeeuwse vrouwtjes".
In Vlissingen had je in die tijd (1939) zo'n 700
mensen met telefoon. Als iemand plaatselijk
wilde bellen, dan sprong een veer uit een paneel.
Er werd een snoer in een contact gestoken
waarmee dan de verbinding tot stand werd
gebracht. Als men klaar was met het gesprek
viel een klepje omlaag. Voor een interlokaal
gesprek, b.v. van Vlissingen naar Oss, moest je
aan een telefoniste aldaar vragen de verbinding
tot stand te brengen.
Met het oog op de kosten noteerden wij de duur
van het gesprek en het nummer van de aanvra
ger en de opgeroepene.
We hadden een verklaring van geheimhouding
ondertekend. Als je wilde, kon je de gesprekken
volgen, b.v. van getrouwde mannen die hun
vriendinnetje belden. We hadden ook nogal wat
Indië-gesprekken, mensen die uit Vlissingen
(Marine) met familie in Indië belden.
Op het telefoonkantoor Vlissingen werkten op
drukke momenten tien vrouwen; in de loop van
de dag werd dat minder, 's Nachts zat je alleen
en had je opdracht je post niet te verlaten. Je zat
op een hoge, ongemakkelijke stoel voor je
paneel.
In de stille nachtelijke uren heb ik veel gebreid,
gehaakt, geborduurd, zelfs sokken voor de
directeur gestopt. Met Sint Nicolaas kregen we
nogal eens een boterletter van De Schelde,
Rotterdamse Bank en P.Z.C.
Drie maanden na mijn indiensttreding begon de
mobilisatie, maar die had weinig invloed op ons
werk. De ellende begon pas goed op 10 mei 1940
met de Duitse inval in ons land. In de nacht van
9 op 10 mei was ik thuis bij mijn ouders in de
Vrouwestraat, 's Morgens had ik dienst. Het
werk ging gewoon door, luchtalarm of nietje
moest er zijn.
De volgende dag verschenen Franse militairen
in de telefooncentrale. Ze gedroegen zich cor
rect, maar er ontstonden wèl grote communi
catieproblemen. Frans was nou niet direct mijn
favoriete taal. Ze bleven gelukkig maar kort. Na
de capitulatie van Zeeland, 17 mei 1940, zijn ze
weer vertrokken.
Vrijwel de hele oorlog heb ik in Vlissingen
gewerkt. Het is een ingrijpende periode in mijn
leven geweest. Talloze keren luchtalarm en
bombardementen heb ik meegemaakt. Je was
blij als er mist hing, dan vlogen ze niet. Vooral
's nachts had je angstgevoelens. Je probeerde
die met collega's over de telefoon van je af te
praten. Zo sprak ik veel met een nachttelefonist
uit Middelburg. Op die manier gaf je elkaar
steun.
Tijdens luchtalarm ging iedereen naar de schuil
kelder, behalve de dienstdoende telefoniste, die
moest op haar post blijven.
Als je dan nagaat dat ik nauwelijks 20 jaar was
eigenlijk onverantwoord, maar je deed het,
want anders was je je baan kwijt.
Eén nacht weet ik mij nog bijzonder goed te
herinneren, n.l. de nacht dat voor het postkan
toor een bom viel. Ik hoorde een oorverdovend
lawaai. Toen ik bij mijn positieven kwam, zat ik
onder het glas, stof en puin. Het kantoor was
flink beschadigd. Alle ramen lager er uit, overal
puin, glas en water, want de waterleiding was
gesprongen. Mijn leven heb ik vermoedelijk te
danken aan het feit dat ik achter enkele kasten
op een divan lag. Die divan hadden we daar met
toestemming van de directeur geplaatst. Ook de
andere in het gebouw aanwezige mensen, te
weten een ambtenaar, een besteller en een
Duitse telefoniste, bleven gespaard.
Die Duitse telefoniste werd direkt afgelost. Ik
niet, ik moest gewoon 'doorwerken'... Van
slachtofferhulp hadden ze nog nooit gehoord.
De volgende dag ben ik in het puin nog naar
mijn breinaalden gaan zoeken, alsof er niets
gebeurd was.
Ik kreeg wel een week extra verlof!
2