Ik had het zojuist over Duitse telefonistes. Deze Nachrichtenhelferinnen verschenen rond 1941 in ons kantoor. Ik denk in totaal zes of zeven. We noemden hen "grijze muizen", vanwege hun grijze uniformen. We gaven hen bijnamen, zoals "het vliegtuig-moederschip", dat was een hele dikke, of "de zingende muis", die had een hoge stem. Je had er alleen zakelijke kontakten mee, meer niet. Ik zou niet weten waar ze van daan kwamen of waar ze gelegerd waren. Ze noemden mij "Fraulein Annie". Met één ervan heb ik nog problemen gehad. Volgens haar had ik een laatdunkende op merking over Hitier gemaakt en daarvoor moest ik bij de Einsatzleiter komen. Gelukkig liep het met een sisser af. Een ander incident deed zich voor na de dood van mijn vader in 1943. Die Duitse telefonistes zorgden er toen voor dat mijn broer, die ook op het postkantoor werkte, niet naar Duitsland werd uitgezonden. Na enige tijd dook hij echter toch onder. Toen was Leiden in last: als een vorm van represaille moest mijn moeder Vlis- singen verlaten. Ik kwam in huis bij de familie Hamel in de Steenhuisstraat, waar ik liefdevol in het gezin werd opgenomen.

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1994 | | pagina 5