EN WALCHEREN WERD WEER DROOG gesloopt en heeft zich gevoegd in de rij van o.a. het Van Dishoeckhuis aan de Houtkade en het Arsenaal. Nu rest een winderige vlakte met enkele glas bakken, spichtige boompjes, een parkeerauto maat. Wat verderop een bank in een plantsoen. Had het anders gekund? Mijns inziens: ja. Het zou van eerbied voor de geschiedenis getuigen als een monument werd aangebracht, b.v. een muurtje met bank, voorzien van een plaquette met beschrijving van het voormalige postkan toor, enkele beelden met PTT-motieven, zoals bestellers, postzakken enz. Nog mooier zou het zijn als met gebruikmaking van enkele attri buten van het oude postkantoor (ingangspilaren, gevelsteen) een passende herinnering werd ont worpen voor al die PTT-ers, die ooit op die plek hebben gewerkt. Ik meen indertijd in de P.Z.C. gelezen te hebben, dat de sloper van plan was bepaalde delen van het postkantoor te bewaren. Kom, gemeente Vlissingen revancheer u! Misschien is het verhaal van mevrouw Polder man aanleiding om op de Steenenbeer een passende herinnering aan te brengen. A.B.M.R. Polderman-van Hoorn Jules Braat Tegen het eind van de oorlog woonde in Veere nog maar de helft van de oorspronkelijke bevolking. Jonge mannen waren óf in Duits land tewerkgesteld óf ondergedoken. De bejaarde bewoners uit het Godshuis waren allen geëvacueerd naar Ginneken bij Breda. Andere oude mensen, die niet in het arbeids proces zaten, of mensen, die als anti-Duits bekend stonden, moesten Veere ook verlaten. Een oud-tante van ons was in Den Haag terecht gekomen. Ze heeft daar suikerbieten en bloem bollen gegeten. Het vrouwtje had altijd Zeeuws gesproken, maar toen ze terugkwam sprak ze over "naar huis" en "suiker". We zeiden: "Tante Jans, wat praat je toch deftig". "Jae, dat spreekt, as je in denAag suuker zeit, dan begriepe ze je nie We kregen voor de vertrekkenden wel andere bewoners in de plaats. Een complete volksver huizing: Duitsers, Oostenrijkers, Polen, Arme niërs. Ze namen de huizen in beslag van dege nen die vertrokken waren. In de Schotse Huizen woonden veteranen uit de Eerste Wereldoorlog, invaliden éénarmig of met één been, voor de administratie nog geschikt. We noemden ze "petrolieventjes". Hoe dat zo kwam? Ik denk, omdat we in Veere een éénarmige petroleumman hadden, die ook gids was van de Grote Kerk. Om op de Kaai te blijven: in het huis "In het Rode Kruis", waar je een dokter of verpleging zou verwachten, woonden de meisjes van ple zier. Alleen voor Duitse militairen! Later kwamen er "Todtventjes". Mannen, die voor de Duitsers moesten werken. Ze kwamen uit Utrecht en Noord-Brabant en waren inge deeld bij de Organisation Todt. Ze moesten bunkers bouwen in de duinen en voor aanvoer zorgen door een spoorlijntje te leggen dwars door Walcheren. In het kanaal bij Veere kwa men binnenschepen met cement en kolen. Deze produkten werden over het spoor verder vervoerd. De Todtmannen werden in de Openbare School en gedeeltelijk in het Godshuis ondergebracht. Op het schoolplein bouwde men een keuken. Veerse meisjes moesten er aardappels en groen ten schoonmaken. Omdat er woonruimte tekort was, werden ook Todtmannen bij burgers ingekwartierd. Bij ons kwam een Jehova-getuige. Elke avond bracht hij zijn bijbel en blaadjes van de Wachttoren mee naar beneden en begon met mijn moeder te redetwisten. Moeder haalde er een prekenboek met de Catechismus-zondagen van Bernardus Smytegelt bij en zo waren die twee een hele avond zoet. De Jehova zei: "Nee mevrouw, u leest de Bijbel verkeerd; men moet niet een heel hoofdstuk lezen, maar hier een weinig en daar een weinig". Moeder weer: "Nee meneer, u haalt de teksten uit het verband". Later kregen we twee Brabanders, dat waren gemoedelijke tevreden mannen. Na het eten in 5

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1994 | | pagina 7