RINGRIJDEN
In 1913, van 17 juli tot en met het einde van de
maand augustus, werd in Middelburg een grote
tentoonstelling georganiseerd van Zeeuwse Fol
klore. In de catalogus van deze tentoonstelling
schreef de bekende Nieuwlander F.P. Polderdijk
een bijdrage over een onderdeel van de rijke
Zeeuwse folklore, namelijk het ringrijden.
Het ringrijden te Nieuw- en Sint Joosland, zoals
dit sedert 1824 jaarlijks, bij gelegenheid der
Nieuwlandsche kermis, op Dinsdag in de Pink-
sterweek plaats heeft, door F.P. Polderdijk te
Nieuw- en St. Joosland, lid der Commissie.
Nadat Zaterdag acht dagen vóór Pinksteren
door den burgemeester, op verzoek van een
paar jongelui, vergunning is verleend tot het
ringrijden op de openbare straat in de kom der
gemeente, wordt bij een der herbergiers een lijst
nedergelegd, waarop vermeld staat, dat met
toestemming van den burgemeester op Dinsdag
den laatsten Pinksterdag ring zal worden gere
den en dat alle ongehuwde liefhebbers in de
gemeente woonachtig - gehuwden worden niet
toegelaten - Maandag tweeden Pinksterdag
's middags te één ure zich bij den betrokken
herbergier moeten vervoegen, om hun naam op
"de rol" te plaatsen.
Wanneer nu alle liefhebbers op den bepaalden
tijd bijeen zijn, wordt er geloot om de rijbeurten;
vervolgens worden vier of vijf personen uit de
deelnemers aangewezen tot het koopen der
gouden en zilveren prijzen te Middelburg, terwijl
een paar anderen worden verzocht bij een
manufacturier op het dorp zijden linten te gaan
kopen, om den volgenden dag bij elk der ge
kochte prijzen een zijden lint te voegen. Deze
linten worden door den prijswinner aan de
boerin der hofstede, waar hij zijn paard heeft
gekregen, cadeau gegeven.
Tot aankoop der prijzen wordt door ieder der
deelnemers 2,50 betaald, benevens tien cent
aan den vrachtrijder voor het aanvoeren van
zand over de straat, waar het rijden zal plaats
hebben, en vijf cent voor het schilderen en
repareeren der lansen, waarde ring mede gesto
ken wordt.
Gedurende een gezellige bijeenkomst wordt
door ieder der deelnemers eene halve flesch wijn
gebruikt, terwijl de middag verder met kermis
houden wordt doorgebracht.
In genoemde vergadering worden ook twee
14
mannen, boerenarbeiders, gekozen om Dinsdag
bij het ringrijden als "oppasser" dienst te doen.
Door dezen wordt 's Maandags namiddags de
ringbaan gereed gemaakt. Daartoe worden in
de straat twee rijen palen gezet, op een afstand
van ongeveer anderhalven meter. Door beide
rijen palen wordt op ongeveer een meter van
den grond een zwaar touw gespannen, om
morgen het publiek buiten de baan te houden en
daardoor mogelijke ongelukken te voorkomen.
De deelnemers, die te Middelburg de prijzen
hebben gekocht, brengen 's avonds op het dorp
bij enkele ingezetenen, waarvan gewoonlijk een
prijs ten geschenke wordt ontvangen, een be
zoek, om dezen de gekochte prijzen te laten
bekijken.
De ringrijders gaan 's avonds bijtijds huiswaarts
om morgen ochtend reeds vroeg met hunne
net opgetuigde paarden terug te komen.
Reeds zes uur of half zeven in den morgen
begint de pret. De rijders, gewoonlijk een vijf en
twintigtal, stellen zich op aan weerseinden der
baan, zoodanig dat nummer één en twee afrij
den op het eene eind om nummer drie en vier af
te halen op het andere eind der baan en zoo
vervolgens.
Den tot ringloopen gekozen paarden wordt het
haar der staarten en manen gevlochten, "geslin-
terd" zegt men, en daardoor bloemen of veel
kleurig zijden lint gestrengeld. Het rijden heeft
plaats op het ongezadelde paard, dus zonder
zadel of stijgbeugels.
Het paard is slechts getuigd met hoofdstel -kop
stuk- met blanken toom en een "loeije" leidsel,
benevens een halster, dat voor deze gelegenheid
met kalkwater wit is gemaakt.