In het midden van de lengte der ringbaan is aan weerszijden een lange paal geplaatst, om dwars over de baan een touw te spannen, waaraan een verschuifbare ijzeren koker wordt gestoken. Midden aan dezen koker is een naar beneden hangende buis gemaakt, om daaraan de ringen, van een veer voorzien, op te hangen. Men kan dus den ring naar verkiezing van den rijder links en rechts langs het touw verschuiven. Aan een langen paal bij den ring wordt eene lat gespijkerd, waaraan door den oppasser de prijzen worden opgehangen, bestaande in gou den ringen, zilveren horlogeketting, pepermunt doos enz. Gewoonlijk worden van het geld, door de deelnemers bijeengebracht, vijf a zes prijzen gekocht, waarvan de duurste, die als eerste prijs wordt aangewezen, ongeveer 10 a 11 en de minste vijf a zes gulden kost. De eerste twee a drie prijzen worden afgereden in een kleinen verzilverden ring. Wie het eerst driemaal den ring op de lans heeft gestoken, behaalt den eersten prijs, natuurlijk onder groot gejuich van den prijswinner. Als de rijder de lans wegwerpt of den ring er zelf afneemt, verliest hij den prijs. De lans met ring er op moet door den oppasser uit handen van den prijswin ner worden overgenomen. Er zijn twee oppassers, één neemt den ring van de lans en bewaart de orde in de baan, en de ander is belast met den ring naar het genoegen van den rijder op te hangen. Deze laatste heeft een zijden lint om den schouder geslagen, behoorende tot den prijs waarom gereden wordt. Zoodra nu die prijs is "afgestoken" slaat de oppasser het zijden lint om den schouder van den prijswinner. Deze laatste begeeft zich daarop naar den her bergier om de zoogenaamde "suikerkomme" te halen, d.w.z. eene groote kom, waarin een halve liter brandewijn wordt gedaan met wat suiker en waarin een eetlepel wordt gezet. Hiermede gaat hij eerst naar de oppassers en daarna naar zijne kameraden, die hem allen geluk wenschen met den behaalden prijs en een lepel brandewijn nemen. Zoo gaat het met eiken prijs. Wie een der gekochte prijzen heeft behaald, mag niet weer meerijden, voordat men de gekre gen prijzen gaat afrijden. Wie een prijs heeft verworven, moet, om een tweeden te verkrijgen, in plaats van driemaal, vijfmaal den ring steken. Ongeveer met den middag zijn de gekochte prijzen "afgereden". Men gaat dan een uur schoven, d.w.z. koffiedrinken of middagmaal gebruiken en de paarden laten drinken en voederen. Na het koffiedrinken gaat men de gekregen prijzen afrijden. Gewoonlijk worden in deze gemeente een tiental prijzen den ringrijders geschonken, nl. van den burgemeester, van het schoolhoofd, van de herbergiers en van enkele ambachtslieden, terwijl ook altijd door den ambachtsheer van Nieuwland en sedert een paar jaren ook door dien van St. Joosland een prijs wordt geschonken, benevens een van den goudsmid, waar de prijzen zijn gekocht. Meestal wordt ook bij eiken prijs door de gevers een zijden lint gevoegd. Eerst wordt de prijs van den burgemeester afgereden, verder die van ambachtsheeren en vervolgens de andere. Als laatste prijs op de rij hangt een houten potlepel. Wanneer een der rijders den ganschen dag den ring niet heeft gestoken, wordt hem de lepel geschonken, waarbij dan ook een zijden lint is gevoegd, en somtijds ook een kistje sigaren. Dit gebeurt echter zeldzaam en dan wordt er om den lepel gereden en de kleinste ring opgehangen. Te dien einde rijden allen naar het eene eind der baan en beginnen dan van nummer één enz. Als allen missteken, rijdt men opnieuw. Steekt er één den ring, dan heeft hij den lepel. Steken er meer den ring, dan houden dezen kampstrijd tot er één overwinnaar blijft. Hiermede is het rijden geëindigd. De manschappen stijgen nu allen van hunne paarden, waarop door den oppassser de prijzen worden uitgereikt. Allen gaan nu naar de herberg om den avond verder met kermishouden door te brengen. Vervolg op pagina 18 15

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1995 | | pagina 17