ARCHIEFVONDSTEN beroep uit te oefenen, mits hij de ambachtsheer beloofde dat hij vredelijk houdende de ge meente en alle die hem te werk stellen, eerlijk, naarstig en wel bediene, en voorts sig gedrage als een goed molenaar betaamt en behoort te doen Op 16 augustus 1780 verkocht hij de molen aan Jan Ouwelande. Vijfjaar later deed deze hem voor 90:-:- (f 540) over aan Markus de Moor, die zich toen in Buttinge vestigde. Erg druk had deze het niet met zijn nieuwe beroep. Hij begon dan ook een herberg, waar de part time molenaar wat trachtte bij te verdienen. Hij noemde deze "het Land van Belofte", een naam die wat vreemd klinkt in de toen ook al kale, winderige vlakte van midden-Walcheren. Na De Moor werd Pieter de Koninck eigenaar. Daarna, op 24 maart 1800 verkocht Anthony de Wind "Een Wind koorn molen met sijn Huizinge en Erve genaamd 't Land van Belofte, staande en gelegen op den Dorpe van Buttinge" aan de burger Cornelis Krijger, die dit goed al op 29 februari 1801 doorverkocht aan Gerard Ramond. De molen had blijkbaar de zware storm van 9 november 1800 overleefd. Deze vernielde wel de molens van Aagtekerke, Melis- kerke en Grijpskerke. De molen van Buttinge overleefde hen echter niet lang. Toen Ramond in 1808 zijn onroerend goed van de hand deed, was er alleen sprake van een huis met de naam 't Land van Belofte. De korenmolen wordt dan niet meer genoemd. De afbraak ervan moet dus tussen 1801 en 1808 hebben plaatsgevonden. Na de aankoop nam Ramond een hypotheek op de molen. Na aflossing hiervan zal wel tot sloop overgegaan zijn. Wanneer de ambachts heer in 1812 zijn rekeningen naziet, vindt hij de pacht vermeld van "Het landje grond daar de molen op heeft gestaan". Tot zover de bespreking van de windmolen(s) van Buttinge. Tijdens zijn hele bestaan is het bedrijf niet erg winstgevend geweest. De af braak ervan aan het begin van de negentiende eeuw wekt dan ook geen verbazing, of het moet zijn vanwege het feit dat de molen het nog zolang uitgehouden heeft. Over zijn voorganger, die sneuvelde tijdens de Tachtigjarige Oorlog, kon niets achterhaald worden. Met dit artikeltje is een stuk onbekende geschie denis bovengehaald. Hopelijk is het voldoende om de naam van de boerderij Molenzicht te verduidelijken; er zij hier wel gewezen op het vermoeden, dat deze naam pas na de afbraak van de molen is verzonnen. Moge verder zijn gebleken, dat zelfs minieme elementen van het landschap, zoals in casu het restant van een heuveltje een interessante his torie kunnen hebben. M. v.d. Broeke Bronnen (in het Rijksarchief Zeeland) - Rechterlijke Archieven Zeeuwse Eilanden, inv. nrs. 933 en 934: - Archief van de heerlijkheid Buttinge en Sant voord, inv. nrs. 40, 41, 42, 44, 70, 73 en 74. In de papieren nalatenschap van de Thoolse archivaris Cornelis Hollestelle 1866-1936) trof ik een aantekening aan over ooievaars. Het gaat om een legende over vijf ooievaars, die in november 1576 over de stad Vlissingen zouden zijn gevlogen, een ongewone tijd van het jaar, waaruit blijkt dat onze voorouders hieraan een goddelijke waarschuwing of voor teken toeschreven. "Een wonderlijke factie was hier voorhanden boven alle verstanden, 't is ongelogen vijff oijevaren quamen uyt verre landen als behouden over de stad Vlissingen gevlogen 't welk veel luyden sagen met hun oogen op St. Maartensavond, elk maakt er af mende waarom het geschied is, laten wij Godt de sententie. anno 1576 den 11 novembris". L.M. Hollestelle 27

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1995 | | pagina 29