door de vele onaangename oorlogsherinnerin gen de gedenkplaat zeker in de juiste sfeer zou benaderen. Nadat nog enkele sprekers het woord hadden gevoerd en een zoon van het slachtoffer een dankwoord had uitgesproken ging men over tot de onthulling van de gedenkplaat en volgde de kranslegging. Met het aanbrengen van deze gedenkplaten is door de leiding en personeel van de Nederland se Spoorwegen op passende wijze hulde gebracht aan de twee Walcherse NS-ers die in de Tweede Wereldoorlog zijn omgekomen. Jules Braat Met dank aan: De heer P. Grim te Souburg. De heer P. Looise te Amsterdam. Bronnen: - Verzameling van de heer R. Hoebeke, Gemeente Arnemuiden. - Zeeuws Documentatiecentrum Middelburg. - Documentatiecentrum van de N.V. Nederlandse Spoorwegen Utrecht. - Gemeentearchief Vlissingen. Kopergravure (door H. Spilman), naar tekening van C. ,,Moe jie den Weskapelse diek om, jie?" Dit werd door vader of moeder tegen zoonlief gezegd wanneer hij door zijn gedrag thuis niet meer te handhaven was. Volgens Jan Vader (1875-1966) dreigden de ouders de zoon naar Oost- of West-Indië te sturen. De uitdrukking moet dus in de 17e of 18e eeuw ontstaan zijn. In deze periode zijn grote werk gevers zoals de Verenigde Oost-Indische Com pagnie (1602-1799) en de West-Indische Com pagnie 1621-1792) opgericht. Deze handelscom pagnieën van de Republiek waren onderverdeeld in verschillende Kamers. Voor Zeeland ontstond een Kamer Zeeland van de Oost-Indische en één voor de West-Indische Compagnie. De Middel burgse Commercie Compagnie (1721-1888) is 8 Pronk. Uit: Kabinet van Ned. gezigten. van latere datum. Genoemde compagnieën werden kortweg de V.O.C., de W.I.C. en de M.C.C. genoemd. De schepen van deze compagnieën passeerden vaak de Westkapelse dijk. "De Weskapelse diek om gae" is dus deze dijk met een schip ronden. Jan Vader haalt een citaat aan van een zekere Van Reyd. Deze zou geschreven hebben: ,,broot- dronken kinders werden op reyse gestierd omme getemt te worden". Hieruit zou je kunnen opmaken dat de manschappen op de schepen over het algemeen geen lieverdjes waren. Ook de schrijver van "Zeeuwen en de V.O.C." 1987), Doeke Roos, zegt dat de bemanning van de Oostindiëvaarders vaak randfiguren waren, die elders niet meer geaccepteerd werden. Voor de W.I.C. en de M.C.C. zal dit niet veel anders

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1995 | | pagina 10