naar de West korter waren dan naar de Oost, ging dit het weeshuis te veel geld kosten. Toen in 1788 de wees Pieter Provoost terug kwam uit de West, verzuchtten de regenten dat hij door zijn veelvuldige korte reizen meer gekost dan opge bracht had. Wie denkt dat een reisje voor de V.O.C., de W.I.C. of de M.C.C. een snoepreisje was heeft het mis. De kans was groot dat je de reis niet overleefde. Doeke Roos schrijft in "Zeeuwen en de V.O.C." (1987) dat tussen 1602 en 1795 van de rede van Rammekens 336 Oostindiëvaarders vertrokken. In totaal werden hiermee 1.147 rei zen voor de Kamer Zeeland ondernomen. Ongeveer 225.000 opvarenden begonnen hier hun reis. Hij schat dat van die 225.000 er 50.000 van Zeeuwse afkomst waren. Hiervan zijn er bijna 20.000 nooit teruggekeerd. De bemanning moest rekening houden met allerlei gevaren zoals schipbreuk, ziekte, kaping en muiterij. Erik van der Doe en Arnold Wiggers geven in het artikel "Varen voor de Kamer Zeeland van de V.O.C. (Zeeuws Tijdschrift 1987, no. 6) enkele cijfers over het aantal vërgane schepen en overleden werknemers van de V.O.C. In de periode 1725 tot en met 1749 vergingen 26 schepen op de heenreis en 44 schepen op de terugreis. Het aantal thuisvarende schepen dat verongelukte is bijna tweemaal zo hoog als het aantal uitvarende. In de periode januari tot en met oktober 1772 kwamen 26 schepen in Batavia aan. Van de in totaal 7.484 opvarenden overleden er 1.947. In het algemeen stierven de meesten op de heenreis tot Kaap de Goede Hoop. Dit was ook in deze periode het geval. Tot de Kaap over leden 1.885 personen. Vanaf de Kaap tot Bata via 62. Daarnaast stierven in dezelfde periode in het hospitaal van de V.O.C. te Batavia nog eens 1.752 mensen. In totaal stierven dus 3.699 werknemers van de V.O.C. Van die 26 schepen waren zeven schepen van de Kamer Zeeland. Er waren 1.994 manschappen op deze schepen. Hiervan overleden er 615. Ter illustratie een voorbeeld aan de hand van het journaal van de Oostindiëvaarder de "Zuid- Beveland". Op 6juni 1771 lag het schip met 369 koppen op de rede van Rammekens. Toen al begon de ziekten onder 't volk sterk te augmen- teren". Op 9 juni vertrok het schip. Na veel problemen zijn ze pas na enkele maanden het Kanaal gepasseerd. Op 21 juni al "begon de Loop ijzelijk te woeden" en op 6juli bedroeg,,'/ getal der platleggende impotenten 73", aldus het journaal. Donderdag 1 augustus is de honderd ste man bezweken. Om de besmetting tegen te gaan werd dagelijks het hele schip met kruit en wierook uitgerookt. Op 24 augustus "zijnde het getal der overleedene 119 dooden en zeer weijnig bevaare volk aan boord zig bevindende. Hoopte verder op Gods goedertierenheid, Amen". Op 22 december bereikte het schip de Kaap na een ongelukkige reijs met ons weijnig bevaare volk, die dog nog meest alle met scheurbuijck beset waaren", is het aantal doden nog opgelopen. Bij aankomst op 19 juni 1772 op de rede van Batavia bleken 136 opvarenden te zijn overleden. „De Weskapelse diek omgae" was bijna het zelfde als ,,'t hoekje omgaan". Ie was nog te slecht vó d' Óóst." Dit werd gezegd van een jongen die nergens voor deugde. Ook hier blijkt weer dat de brave jongens die naar Oost-Indië gingen over het algemeen geen "brave Hendrikjes" waren. Voor voorbeelden verwijs ik u naar de vorige uitdrukking. Ik kan u nog wel aan de hand van twee voorbeelden laten zien, dat het de meest zwak ken waren die gedwongen werden naar Oost- Indië te vertrekken. Zo werd in 1643 het Leprozenhuis (melaatsen huis) te Middelburg opgeheven. Dit tehuis werd verkocht om een nieuw tuchthuis in Middel burg te kunnen bekostigen. De bewoners drie in getal (een meisje en twee jongens) moesten elders ondergebracht worden. Het meisje werd in het Tuchthuis geplaatst "omme gekweekt te worden tot dienstmeid"terwijl "de knechtkens besteld zijn naar Oost-Indië". Het andere voorbeeld gaat over een neef van de predikant Hendrik Antoni Tollé (1729-1798). Door de goedgeefsheid van de schatrijke Johan Adriaen van de Perre (1738-1790) kon worden voorkomen dat Oost-Indië zijn vaderland zou moeten worden. Was hij misschien een wees? 10

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1995 | | pagina 12