HOE MEN MIDDELBURGERS BIJ DE NEUS KAN NEMEN U herinnert zich ongetwijfeld hoe de Middel burgers aan hun bijnaam "Maneblussers" ko men? Immers, men was, en nu spreek ik over een eeuw geleden, op een mooie onbewolkte avond met al het brandweermaterieel uitgerukt om een brand in de Lange Jan te blussen. Heel Middelburg was in rep en roer, want de trots van Middelburg, de Lange Jan, stond in brand. Snel rolden de brandweerlieden de slangen uit en de spuitgasten begonnen het water in de slangen te pompen. Binnen zeer korte tijd waren de stralen water op de toren gericht. Echter, het vuur dat binnen in de toren bleef kom men niet geblust krijgen, waarop men ten lange leste besloot om voorzichtig langs binnen maar eens een kijkje te nemen. En wat namen de brandweerlieden tot hun grote verbazing waar? Er was geen spoor van brand te bekennen. Onderzoek leerde dat de weerspiegeling van de maan in de ramen van de toren de hele stad in rep en roer had gebracht, zodat de Middelburgers vanaf die tijd met recht de bijnaam maneblussers kregen. U kunt wel begrijpen, dat de stedelingen voortaan op hun hoede waren en niet meer een twee drie de noodklok lieten luiden. Echter, op 27 augustus 1907 was er weer iets mis, aldus het volgende berichtje in de Mid- delburgsche Courant van de dag erna: "Er zat een man op den "Lange Jan". Men zag duidelijk zen pet. Het was een Belg die daar, onder den invloed van iets prikkelends, in slaap was gevallen, maar wakker geworden, met zen zakdoek een sein gaf. Wonder dat i dan ook geen geluid gaf! Neen, zei een ander, de werkkiel van een schilder fladdert heen en weer. In elk geval zag men wat wits; en meer en meer toeschouwers verzamelden zich in het Reiger straatje en rond den toren om het geheimzinnige verschijnsel waar te nemen. Waarom niet naar boven geklommen om den opgeslotene te verlossen? Torenwachter en politie waren wel wijzer. En de eenige die nog eens eenig licht had kunnen geven om beter te zien en op wier hulp men alle hoop had gevestigd: de maan, zij hield zich schuil. Wie weet hoe zij in haar vuistje lachte om al het spektakel dat gemaakt werd om nie mendal. Nu had zij toch geen schuld, evenals vóór jaren, toen men van buiten naar Middel burg trok in de gedachte dat de "Lange Jan" in brand stond. Dit straattoneeltje speelde zich Maandagavond in onze stad af. En het was een bewijs te meer van de lichtgeloovigheid van het publiek, dat maar al te spoedig zich dupe laat maken van een jongensgrap. Heden bleek dat evenmin van een Belg als van een werkkiel sprake is geweest, maar van eenige witte plekken op een paar raampjes". Zoals u merkt waren de Middelburgers voor de tweede maal bij de neus genomen. J.H. Midavaine 13

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1995 | | pagina 15