HET OORLOGSMONUMENT IN MIDDELBURG OPDAT WIJ NIET VERGETEN Aan de Groenmarkt, op het grasveld tussen de Statenzaal en de Nieuwe Kerk, staat het Middel burgse oorlogsmonument. Een ontwerp van de beeldhouwer prof. L.O. Wenckebach uit Noord- wijkerhout. Het monument moest dienen, zo had de Gemeenteraad in 1949 bepaald, ter gedachtenis aan de in de oorlog omgekomen Middelburgers en de bevrijding van de stad. Ook een eerbetoon aan de strijders in het Verzet. Het moest harmoniëren met de Gotische ge bouwen van de omringende Abdij. Prof. Wenckebach gaf die gedachten gestalte in een mannefiguur, staande in de vlammen die de rampen verbeelden van brand, bezetting, kwaad en verderf. De naar de hemel geheven handen geven uitdrukking van het verlangen naar vrijheid, als een gebed ook om hulp en steun. Het bronzen beeld, op een stenen voetstuk (amphiboliet), staat wat verloren in de ruimte achteraan op het grasveld. Dè fontein met een bassin dat men daaromheen in het perk wilde aanbrengen, is er echter nooit gekomen. Op het voetstuk staat geschreven een strofe uit het dertiende vers van het Wilhelmus: "stant- vastigh is ghebleven, mijn hert in teghenspoet" Onder het voetstuk ligt een koker, waarin een oorkonde met de namen van de in de oorlog omgekomen stadsgenoten. Prijsvraag In de Gemeenteraadsvergadering van 27 juni 1949 werd een bedrag van 15000,beschik baar gesteld. Gerekend werd ook op bijdragen van het Middelburgs Hulpcomité en van de burgerij. Besproken werd ook welke tekst op het monu ment moest komen. In eerste instantie werd gedacht slechts te schrijven: 1940-1945. Eventueel met de woorden: Bezet-Verzet-Be- vrijd. Toch niet erg tevreden met dit voorstel, schreef de Raad een prijsvraag uit. Kwantitatief werd dat een succes, kwalitatief een ramp, vond de jury. Van de zevenentachtig deelnemers kwam er niet één boven het ulevel- len-poëzie-peil, zeiden ze. Maar de dertien daarop door de Raad zelf bedachte opschriften waren ook niet goed genoeg om in steen te worden vereeuwigd. F.A. Broeksma, Middelburg '94 14

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1995 | | pagina 16