Twee burgers hadden een strofe uit het Wilhel
mus ingezonden. "Waarom hebben we die niet
gekozen? Dat fragment is passend in het heden en
historisch geheel verantwoord"En zo werd toen
besloten. De beide inzenders Jhr. T.A.J.W.
Schorer en J. Moolenburgh kregen ieder 50,
Nog toegevoegd aan het opschrift werden de
jaartallen 1940-1945.
Beeld
Over de figuur zoals prof. Wenckebach zich die
had gedacht, kwamen uit de Raad nogal wat
aanmerkingen. Bezwaren tegen het feit dat het
beeld van de jongeman geheel naakt was. Na
enig overleg besloot men daarmee rekening te
houden. Maar het geplaatste vijgeblad was, zo
bleek later, geen oplossing. Vele burgers vonden
het blad te klein. Burgemeester Bolkestein vond
dat er voldoende rekening was gehouden met de
wensen van de Raad. Er ontstond een wat
gespannen sfeer, waaraan een einde kwam toen
een van de leden opmerkte dat "die professor
kennelijk meer verstand had van beelden dan van
bladeren"
Onthulling
Op zes november 1949 om vier uur 's middags
opende een in Middelburg wonende Engelsman
de plechtigheid met een trompet-signaal. Het
Middelburgs Muziekkorps speelde daarop in
gedragen toon "De Heer zal opstaan tot de
strijd" (psalm 68). Pastoor H. Snel sprak een
korte overdenking en Ds. P.J.F. van Voorst
Vader las psalm 66: "Juicht Gode, gij ganse
aarde".
De plechtige tonen van het lied "Wilt heden nu
treden voor God, den Heere" maakten diepe
indruk.
Het comité van de burgerij droeg vervolgens het
monument over aan het Gemeentebestuur:
"laten wij ons steeds bezinnen op de herwonnen
vrijheidklonk het toen de vaandels en vlag
gen nijgden. En in diepe stilte herdacht ieder de
omgekomen stadsgenoten.
Daarop werd de vlag, die het monument ver
hulde, weggetrokken, zodat ieder van de aanwe
zigen de slanke, bronzen figuur met de armen
uitgestrekt naar het licht kon zien. Ontroerend
klonken de woorden uit het aloude Wilhelmus:
"Stantvastigh is ghebleven mijn hert in teghen-
spoet"Onder het voetstuk legde burgemeester
Bolkestein: op het pleintje tussen Statenzaal
de namen van in de oorlog omgekomen Middel
burgers. De trompetter blies de "Last Post" en
indrukwekkend klonk toen het volkslied. Voor
het monument werden bloemen gelegd.
Met dankwoorden van de burgemeester werd
de plechtigheid besloten.
Diep onder de indruk keerde ieder huiswaarts.
Toch bleven een aantal burgers protesteren.
Ze uitten luide hun bezwaren en maakten hun
ongenoegen duidelijk kenbaar. En zo is het
geschied dat een groep bezwaarde onruststokers
naar het beeld toog en het kleedde in broek en
jas.
Uit de Nieuwjaarsrede (1951)
In zijn toespraak memoreerde burgemeester
Bolkestein: Op het pleintje tussen Statenzaal
en Nieuwe Kerk werd het oorlogsmonument ont
huld. Stellig is de beeldhouwer prof. Wenckebach
er in geslaagd iets van grote schoonheid te
scheppen. Misschien rijst de vraag of er wel een
juiste verhouding is tussen de tamelijk grote
ruimte en het ijle jongelingsfiguurtje.
Maar na het inrichten van het pleintje zal dat wel
beter worden.
Een tegen het beeld ontketend relletje vond geluk
kig geen instemming bij het weldenkende deel van
de bevolking. Het veroordeelde de onruststokers
meer dan degenen die het beeld gemaakt, aange
boden en geplaatst hebben
C. G. van Aalst
- Handelingen Gemeenteraad 1949, 1950, 1951.
- P.Z.C., jaargang 49-51.
15