Onder de titel ,,'t Stoeng in de krante" zal de heer J.H. Midavaine voortaan een vaste bijdra ge gaan verzorgen. Het zijn korte artikelen die lang geleden in de Zeeuwse couranten hebben gestaan en die beslist zo aardig zijn dat we ze graag nog eens opnemen. In deze welvaartstijd blijkt dat de "goeie ouwe tijd" toch ook veel waardevols had en de heer Midavaine zal ons daar in het vervolg van laten meegenieten. We hopen dat deze Wete voor iedereen weer iets lezenswaardigs te bieden heeft. Louwerse "Riengkrieën" was het onderwerp van de eerste bijeenkomst in 1995. Op 25 januari sprak de voorzitter van de Zeeuwse Ringrijders Vereniging, Piet Jan Reij- nierse, met enthousiasme over dit folkloristisch spel. Goed gedokumenteerd' en geïllustreerd met toepasselijke dia's. Attributen als lansen, pollepels, ringen en houders sierden de goedbe- zette zaal. De oorsprong van het ringsteken zou teruggaan tot de Middeleeuwen. Tijdens de riddertour- nooien reden de ridders om de zilveren ringen, door de jonkvrouwen aan gekleurde linten op gehangen. Ook nu nog hangen de prijzen aan gekleurde linten aan de prijzenlat. Sommigen beweren dat de Germaanse mei kransviering eraan ten grondslag ligt (de prij zenlat zou een verbogen meiboom zijn). Dit verklaart dan waarom het ringsteken vooral in het voorjaar op pinksterdrie gehouden werd. Meestal ging dit samen met de plaatselijke kermis (o.a. in Domburg). Het was in vroeger tijd een van de weinige ontspanningsmogelijk heden die de agrarische bevolking bij het zware landwerk had. Toch liet de kerk in de achttiende eeuw af en toe een afkeurend geluid horen tegen drankmisbruik en andere uitspattingen bij het ringrijden. Maar de spelen gingen door. Men had toestem ming van het college van burgemeester en wethouders en er werd niet op zondag gereden. Prijzen werden vroeger door de ambachtsheer en andere notabelen beschikbaar gesteld en voor de aanvang van het feest door de ringrij ders opgehaald. Het Koninklijk Huis heeft altijd al veel belangstelling getoond en de verschillende vorsten stelden een wisselbeker beschikbaar. Was deze driemaal achtereen ge wonnen of won de rijder hem in totaal vijf keer, dan werd de beker zijn eigendom. Een bijzondere prijs was de pollepel. Een niet begeerde prijs voor die deelnemer die steeds de ring miste. Dat gebruiksvoorwerp werd 's zo mers door de jongste knecht op de boerderij gehanteerd om de karnemelkse pap te roeren. Hij werd spottend de "papkoker" genoemd en nog niet voor vol aangezien. Later werd de pollepel een ereprijs. Na ontvangst ging de lepel, met geestrijk vocht gevuld, onder de deelnemers rond. Ook nu nog worden oude tradities in ere gehouden. De prijzen worden nu door de plaatselijke middenstand ter beschikking gesteld of door de organisatoren gekocht. De Zeeuwse Ringrijders Vereniging die in 1950 opgericht is, heeft een duidelijk reglement waar aan iedere plaatselijke groep zich dient te 2

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1995 | | pagina 4