HET VERHAAL VAN MARTIENTJE COHEN Aan het korps docenten van het Stedelijk Gymnasium te Middelburg werd in 1939 toege voegd de heer Dr. E. Cohen, die Nederlands en geschiedenis gaf met zijn persoonlijke voorkeur voor eerstgenoemd vak. Hij introduceerde zich zelf in "Nihil Scribens"het clubblad van de Middelburgse Gymnasiasten Vereniging "Nihil Sine Labore", onder de schuilnaam Oudeis, dat wil zeggen Niemand, met onder meer de opmer king: "Ze zeggen dat hij muzikaal is, nou, hij heeft tenminste genoeg noten op z'n zang!". Dit soort humor zou kenmerkend voor de taal van Cohen blijken te zijn. De humor is tijdens de bezetting zwaar be proefd. Cohen is met vrouw en tweejarig doch tertje na 10 mei 1940 per fiets gevlucht. Ze hebben nauwelijks Frankrijk kunnen bereiken en zijn eind mei in Middelburg teruggekeerd. Vóór het einde van het jaar, om precies te zijn op 2 december 1940, werden de docenten Cohen en Stork en de gymnasiast Lion Polak de toegang tot het Gymnasium in Middelburg door de bezettende macht ontzegd, omdat zij gedrieën geteld werden onder de nazaten van Abraham, Izaak en Jacob. Mijn ouders hadden veel achting voor het gym nasium en leefden mijn hele gymnasiumtijd geïnteresseerd mee. Vader, van afkomst, stand en beroep volop boer en ook imker, beval me meteen naar het huis van die meneer Cohen te gaan om te vragen of hij en moeder het gezin op enigerlei wijze zouden kunnen helpen. De vol gende dag ben ik tussen de middag naar Park de Griffioen 18 gegaan. Meneer deed zelf open, keek eerst verrast op, vertrok zijn gezicht tot tussen glimlachen en lachen in zoals hij dat alleen kon. Hij bleek toch wel ingenomen te zijn. Ik moest m'n ouders hartelijk bedanken, maar directe hulp was nu niet nodig. Nu niet, maar later wel. De familie, mevrouw was niet van Joodsen bloede, is tot februari 1942 in Middelburg kunnen blijven wonen. Toen werd Cohen benoemd aan een Joods lyceum, helemaal in Groningen. Daarheen is de familie dan ook verhuisd. Laten ze daar naast of tegenover een Duitse ambtenaar komen te wonen met ook een dochtertje van vier! Ik meen dat de kinderen op dezelfde kleuterschool zaten of ze speelden met elkaar. Maar 't is op een keer wel gebeurd dat Christel heel serieus tegen Mar- Martine Emilie Cohen 1938-1963 tientje zei: "Ik ben een Duitser!". Prompt ant woordde Martientje: "En ik ben een Jood!". Reactie daarop van Christel: "O, maar een halve, hoor!". Dat Joodse lyceum is natuurlijk opgeheven en langzamerhand is de situatie rondom het gezin Cohen bedenkelijker geworden. Op zekere dag sprak de heer Fortgens, de conrector, mij aan en begon over het bezoek dat ik eind 1940 in Mid delburg aan de familie Cohen gebracht had. Hij kwam nog eens terug op het aanbod van mijn ouders en vroeg of dat nog van kracht zou zijn. Ik wist zeker van wel en hij voegde er aan toe dat eventuele hulp nu welkom zou zijn. Meneer en mevrouw Cohen hadden namelijk gevraagd of er een mogelijkheid zou bestaan dat hun doch tertje een paar weekjes bij ons op de boerderij zou kunnen logeren. Met die boodschap kwam ik thuis en de volgende dag stond ik al op de stoep bij de familie Fortgens. Korte tijd later kwam mevrouw Cohen Martientje en haar teddybeer Marleentje brengen. De weekjes zijn jaartjes geworden. Ze voelde 4

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1995 | | pagina 6