verteld, dan hield hij zijn hand omhoog, om de
fooien in ontvangst te kunnen nemen, want,
omdat het bezoek aan de kerk gratis was,
meende hij daar recht op te hebben. Ja, hij liep
zelfs de toeristen achterna, die zonder hem iets
te geven de kerk uitliepen. Wij als kinderen
gaven hem nooit iets, Kees al mopperend en
met een zuur gezicht achterlatend. Ons zou hij
toch niet achternalopen, want hij begreep wel,
dat wij harder konden lopen dan hij. Had ieder
zijn fooitje bijgedragen, dan sorteerde Kees de
opbrengst uit in centen, stuivers, dubbeltjes,
kwartjes, guldens en buitenlands geld. Zijn
vrouw had voor ieder muntsoort vakjes genaaid
in de voering van zijn vest. Thuis werden de
muntjes in velletjes krantenpapier gewikkeld
tot een rond bedrag, dat na verloop van tijd bij
de Boerenleenbank voor groot geld omgewis
seld werd.
Tot zover mijn herinneringen aan Kees Geldof.
Nu zal ik eens uit de doeken doen hoe het ge
komen is dat een boerenzoon niet op het land is
hij enig onderwijs zou gaan genieten. Hij zou
thuis een opleiding krijgen om in het boeren
bedrijf te gaan werken.
Hierin kwam eensklaps verandering toen hij als
dertienjarige knaap door een ernstig ongeluk
zijn rechterarm moest missen en zijn ouders
toen maar besloten hem naar school te sturen.
Daar boeide hem het vak aardrijkskunde het
meest, want op dat gebied was hij zijn onkunde
op bijna pijnlijke wijze bewust geworden. "Die
klei, jongen, die je daar ziet, dat is nou de
zware klei van Walcheren", had een boer eens
tegen hem gezegd, toen hij bewonderend naar
de vette, blauwachtige kluiten aarde had ge
keken. Kees wist toen echter nog niet wat de
man met "Walcheren" bedoelde, vandaar zijn
uitgesproken interesse in het vak aardrijks
kunde. Na een opleiding van drie jaar ging
Kees op het land werken, waar hij voor twaalf
en een halve gulden negen maanden lang achter
koeien moest lopen. Hij had echter 's middag
de kost vrij.
gaan werken, maar gids is geworden van de
Grote Kerk.
Kees is in 1883 aan de rand van Veere geboren,
op grondgebied dat toen nog toebehoorde aan
de gemeente Vrouwenpolder.
Zoals dat in die dagen gebruikelijk was op
het platteland, zat het er voor Kees niet in dat
Een grote vooruitgang kwam toen hij op 16
februari 1901 in dienst trad als petroleumleur-
der bij de Esso. Voor een bedrag van 5,40 per
week duwde hij zijn karretje met petroleum
door weer en wind over bijna onbegaanbare
wegen. "En nu de wegen goed zijn, gebruiken
de mensen bijna geen olie meer", heeft Kees in
10