Toen Schroevers echter 's avonds hoorde
dat er nog mensen aan boord waren,
vroeg hij zijn vijf zoons of ze mee wilden
om te proberen de schipbreukelingen te
redden. Allen stemden gelijk toe en zelfs
de 13-jarige kleinzoon Jacob wilde mee.
Eerst wilde Schroevers dit niet hebben,
maar het kereltje zeurde net zo lang tot hij
mee mocht. Om elf uur die avond voer de
botter van Schroevers voor de tweede
maal de haven van Vlissingen uit en rond
half twee was hij al in de nabijheid van het
gezonken schip. Met een fakkel zwaaiden
de mannen van de Vijf Gebroeders om te
laten zien dat ze in de buurt waren.
Schroevers hoorde de schipbreukelingen
duidelijk roepen en omdat het heldere
maan was, was goed te zien dat ze bewe
gingen maakten met hun handen, alsof ze
wilden laten zien dat ze die niet gebruiken
konden. De Vijf Gebroeders zwalkte rond
het schip en toen het dag werd, trachtten
Schroevers en zijn mannen met groot
gevaar voor eigen leven een lijn te leggen
naar een van de masten waar de schip
breukelingen nu reeds zo'n 35 uur in hin
gen. Op een gegeven ogenblik liep het
bottertje zo vol met water dat de kleine
Jacob riep: 'Grootvader, wij verdrinken!'
Omdat ze echter nu zo dicht bij de schoe
ner gekomen waren, gooiden ze toch een
lijn met een reddingsboei uit.
Daarna sprongen drie van de vier mannen
van de Doris in het water, die met het touw
binnen gehaald werden. Toen de derde
man binnen was, stond de schuit helemaal
vol met water, zodat ze de vierde niet
meer konden redden. Als ze langer geble
ven waren, zouden ze misschien zelf
gezonken zijn of zouden ze op het schip te
pletter gelopen zijn. Schroevers praaide
toen de reddingsboot en zou later rappor
teren dat er nog één man in de mast vast
zat.
Hierop zeilden ze terug naar Vlissingen,
waar de uitgeputte bemanning bij Schroe
vers thuis voorzien werd van droge kleren
en enigszins op verhaal kon komen. Later
die dag werden ze overgebracht naar hotel
De Wijnberg in Vlissingen, waar de heer
A.J. de Koning de eerste geneeskundige
hulp verstrekte.
Omtrent de redding van de vierde man
stond in de Middelburgsche Courant van
dinsdag 17 december een ooggetuigever-
slag: 'Er waren dus gelukkig al drie man
behouden. Op den dijk, waar heel Westka-
pelle, wat het mannelijke gedeelte betreft,
bijeen was, hoorde ik al dadelijk dat er nog
een man in de mast zat. Hij was met een
kijker heel goed te zien.
'Toen ik door een mij welwillend geleenden
kijker tuurde, zag ik duidelijk op een der
ra's van den voormast een man zitten en
zich ook bewegen, een bewijs dat hij nog
leefde. Op een afstand lag een sleepboot
en vrij dicht bij het wrak was door de red
dingsboot uit Vlissingen de strijd met de
zee, om haar een prooi te ontrukken,
reeds in vollen gang.
'De zee was nog heftig; hooge golven
sloegen telkens over den schoener heen.
Vier, vijf, zes, ja nog meermalen werd de
reddingsboot, wanneer zij het schip al
dicht genaderd was, teruggeslagen en tel
kens werd weer met taaie volharding
gewerkt om het verloren veld, hier den
afstand, weer te herwinnen.
'Vanaf den dijk werd èn met het bloote oog
èn door kijkers het reddingswerk met
spanning gevolgd. Allerlei veronderstellin
gen en beweringen werden gemaakt en
geuit. Dan heette het weer dat de man uit
den mast was gevallen en dan dat er nog