toen ds. Taats in zijn toga de kerk binnen
schreed. Grote ontsteltenis, geschreeuw!
'Een paapsch gewaad!,' riepen de kerk
gangers, 'de dekmantel der ongerechtig
heid.' 'Vrijzinnige nieuwlichterij,' werd er
geschreeuwd en ze verlieten demonstratief
de kerk. Zenuwachtige vrouwen vielen
flauw. De koster liep gehaast met glazen
water. Een kerkganger, die de ernst van de
situatie blijkbaar (niet) doorhad, grapte:
'Dominee tracteert voor zijn nieuwe jas.'
De onthutste predikant probeerde de orde
te herstellen door een psalm op te geven.
Het werd geen succes. Toen de rust een
beetje hersteld was, begon ds. Taats met
de weinigen die gebleven waren, de
dienst.
Veel trouwe kerkgangers bleven voortaan
weg. Ze togen naar de kerken in de dor
pen, waar nog dominees voorgingen in
'den heiligen rok'. Vooral ds. Schouten van
Koudekerke, gehuld in het degelijke oude
ambtsgewaad, trok vele Middelburgers.
De Middelburgse dichter-predikant Jan
Jacobus Lodewijk ten Kate schreef er een
vers over. Met vele uitroeptekens:
'Een toga? neen! dat is te sterk!
Dat noem ik een paapsche concessie!
Zo spreekt men... en trekt in processie
Naar den heiligen rok te Koükerk!'
Het verzet tegen de toga nam vastere
vormen aan. Een van de gemeenteleden,
Pieter Vogelenzang Hondius, schreef een
samenspraak tussen een lidmaat en een
predikant over de verfoeilijke toga. 'Denk
eens hoe ergerlijk als een predikant bij een
stervende zou komen, gekleed als een rei
zend koopman! Hoe gruwt het mij als een
predikant, die des morgens het Heilig
Avondmaal bediend heeft des middags
daarna gekleed als een koopman een
wandeling maakt, met een stok in de hand.
Een stok? Ja zeker, zo'n modieuze rotting
is wel het duidelijkste bewijs, hoe ver zo'n
predikant van de ware rechtzinnigheid is
afgeweken!'
De toga-tegenstanders, die niet waren uit
geweken naar de 'heilige rokken' in de
dorpen, kwamen bijeen in conventikels en
organiseerden hun verzet. 'Als ze de toga
niet uittrekken, trekken wij uit de kerk,' rie
pen ze. Ze schreven een protest aan de
kerkeraad met honderd handtekeningen.
Het had weinig effect, omdat de voorstan
ders van de 'alleszins passende toga' in
enkele dagen tijd ook een honderdtal
namen bijeen kregen. 'Broeders,' zo schre
ven daarop de anti-togamannen, 'het gaat
ons niet om kleed of punthoed. Wat wij
bestrijden is de boom die zulke vruchten
voortbrengt.' Tot overeenstemming kwa
men ze natuurlijk niet.
Op werkdagen kwam ds. Kees van de
Oever voor hen preken in een pakhuis aan
de Nieuwe Haven. Later scheidde een
kruisgemeente aan de Sint Pieterstraat
zich af.
De anti-togamannen schaarden zich om
ds. Ledeboer, een afgezette prediker uit
Benthuizen. Hij hechtte nog aan de aloude
Dordtse leerregels en zong nog de oude
psalmen van Petrus Datheen. Er waren
nog altijd tegenstanders van de in 1773
ingevoerde berijming. Ze sloten zich gaar
ne bij ds. Ledeboer aan. Hij waarschuwde
voortdurend tegen de steeds toenemende
vrijzinnigheid en het afdwalen van de rech
te weg tot heil.
Ds. Ten Kate nam in 1859 een beroep aan
naar Amsterdam en ds. Taats is enkele
jaren nadien overleden. De kerkeraad
beriep voor hen twee nieuwe predikanten:
ds. Van der Scheer en ds. Sibmacher Zij
nen. Over hun vrijzinnigheid is het nodige