Er gebeurde in dat jaar wel iets anders: er kwam namelijk een eind aan de zeevisserij vanuit Veere. Deze visserij werd uitgeoefend met zoge naamde zeevissloepen, zeewaardige schepen met een bemanning van zeven koppen. Het waren schepen van zo'n 70 ton en daarmee veel groter dan de toen malige kleine hoogaarzen waarmee de garnalenvisserij werd bedreven. In Veere was men in 1874 overgegaan op deze tak van visserij. Een zekere M.O. Luteyn, reder te Middelburg, bracht toen zijn vier zeevissloepen over van Arnemui- den naar Veere. Een jaar later werden er in Veere zelf eveneens twee rederijen opgericht voor de zeevisserij, terwijl ook een tweetal particulieren overschakelde op deze visserij. In 1881 voeren er vanuit Veere elf schepen uit voor de zeevisserij: zes Veerenaren, drie Arnemuidenaren, één Middelburger en één Tholenaar. De zeevisserij bleek uiteindelijk om uiteen lopende redenen niet levensvatbaar. In 1894 viel, zoals gezegd, het doek. Dit betekende niet dat hiermee een eind was gekomen aan de visserij in Veere. Naast de nu teloorgegane zeevisserij was er ook nog sprake van garnalenvisserij en vanaf omstreeks 1890 ook van mosselvis serij. De garnalenvisserij werd voornamelijk uit geoefend door de Arnemuidenaren; er waren aanvankelijk slechts enkele Veerse garnalenvissers. Deze Arnemuidenaren bleven ook na 1896 gewoon vanuit Veere vissen. Hun aantal varieerde sterk; als er in Vlissingen of elders meer gevangen kon worden of als de prijzen daar beter waren, gingen ze vandaaruit vissen. Exacte cijfers over het aantal Arnemuidse vissers in Veere in deze periode zijn er niet, omdat hun schepen niet in Veere wer den geregistreerd. Op grond van gegevens uit de jaarverslagen van het Bestuur der Visserijen op de Zeeuwsche Stroomen kan worden vastgesteld dat het aantal Arne muidse schepen dat in die jaren Veere als haven koos, varieerde van 10 tot 25. In 1896 bestond de Veerse vissersvloot uit tien schepen: zes mosselaars en vier gar nalenvissers. De mosselvisserij werd in hoofdzaak uitge oefend door Veerse vissers, al waren hier ook enkele Philippiense mosselaars actief, die hun percelen in het Veerse Gat of de Zandkreek hadden liggen. Dat de visserij in deze periode van meer belang was dan over het algemeen wordt aangenomen, blijkt wel uit het volgende. Arnemuidse vissersschepen varen de haven van Veere binnen. Foto genomen vlak voor de afsluiting van het Veerse Gat in 1961. (foto A. Friedhoff)

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1996 | | pagina 28