In de eerste helft van de zeventiende eeuw
leefde er in het noorden van de Atlantische
Oceaan een populatie van ongeveer
22.000 walvissen. Aan het eind van de
twintigste eeuw zijn er nog ongeveer drie
duizend dieren over. De populatie houdt
zich hoofdzakelijk op in de Beringzee.
In de periode 1614-1635 werden er in een
seizoen gemiddeld twaalf walvissen per
schip gevangen. De Noordsche Compag
nie reedde toen jaarlijks tussen de tien en
de vijftien schepen uit.
Behalve het spek leverde de Groenlandse
walvis nog twee hoogwaardige produkten:
baleinen en de zeer kostbare en fijne
knok- of kneukolie.
Zeeland en de Groenlandvaart
De Zeeuwen, snel op de hoogte van de
lucratieve resultaten van de Groenland
vaart, probeerden al gauw een graantje
mee te pikken. Ze zochten aansluiting bij
de Noordsche Compagnie.
In 1617 richtte een aantal kooplieden uit
Vlissingen een verzoekschrift aan de Sta
ten van Zeeland waarin zij refereerden aan
het octrooi van de walvisvaart dat was ver
leend door de Staten-Generaal. Ze ver
zochten de Zeeuwse Staten om ook van
dit octrooi gebruik te mogen maken.
De Staten voldeden aan hun verzoek. Uit
de Statennotulen van 26 januari 1617 blijkt
dat de bemoeienis van de Zeeuwse over
heid succes had. De Zeeuwen kregen een
octrooi voor 12 jaren voor eenvijfde deel.
Reeds in datzelfde jaar waren twee Vlis-
singse schepen, de Arke Noë en de Peer-
Ie, uitgereed voor de walvisvaart. Dit blijkt
uit een brief van 21 december 1617 van
de Vlissingers aan de Staten van Zeeland
waarin zij zich beklaagden over de handel
wijze van de Moscovische Compagnie te
Londen. De bemanning van de schepen
van deze compagnie had de Vlissingers
ten onrechte een schatting opgelegd. Toen
deze vervolgens weigerden te betalen,
werden ze door de Engelsen van hun
lading traan en spek beroofd.
Behalve in Vlissingen waren er ook in Mid
delburg en Veere kooplieden actief met de
Groenlandvaart. Zoals hierboven al gemeld,
hadden zij zich georganiseerd in 'kamers'.
De Veerse kamer
Het aandeel van de Veerse kamer in de
Noordsche Compagnie was bescheiden,
maar niet onbelangrijk. Het Zeeuwse aan
deel was als volgt verdeeld: De kamers
Vlissingen en Middelburg elk 15/40, de
Veerse kamer 9/40.
De verdeling van de hoeveelheid traan die
elk van de Zeeuwse kamers op de markt
mocht brengen bedroeg voor Vlissingen
2250 kwartelen, Middelburg 1500 en Veere
900. Dit betekende voor Veere ruim
200.000 liter traan per jaar, de opbrengst
van achttien volwassen walvissen, de
gemiddelde seizoensvangst van twee
schepen. Dit quotum was voor de Veerse
kamer meestal niet haalbaar, omdat daar
voor te weinig schepen voor de walvis
vaart werden uitgereed.
Op het tot de eilandengroep Spitsbergen
behorende Amsterdam Eiland stichtten de
Hollanders en de Zeeuwen de nederzet
ting Smeerenburg. Zij vestigden daar hun
traankokerijen. Ook de Veerenaren had
den hier hun traankokerij met bijbehorende
bemanningsverblijven en werkplaatsen.
Op Jan Mayen bezaten de Zeeuwen twee
traanovens. De Veerenaren hadden op dit
eiland geen bezittingen, maar namen wel
deel aan de walvisvangst rond dit eiland.
Ze zonden er ten minste eenmaal een