tamtam weer zee. De resultaten vielen
tegen en in 1964 werd het schip uit de
vaart genomen en was het voorgoed
gedaan met de Nederlandse walvisvaart.
Het walviskaakbeen aan de stadsmuur
Gezien de hiervoor beschreven geschiede
nis van de Veerse walvisvaart is het dus
goed mogelijk dat een Veerse walvisvaar
der het kaakbeen heeft meegebracht uit
het hoge noorden. Het was gebruikelijk dat
walvisvaarders de kaakbeenderen van de
door hen geharpoeneerde walvissen mee
naar huis brachten. Zij bevatten namelijk
een bepaald vocht, dat kneuk- of knokolie
opleverde. Om het vocht uit het kaakbeen
te winnen werden deze beenderen op de
terugreis rond de masten rechtop gezet in
een groot vat; aan de onderzijde werd het
bot doorboord. Op deze wijze liet men het
vocht er langzaam uitlopen.
De kaakbeenderen werden daarna in de
thuishaven gelost. De boeren gebruikten
ze als schuurpaal voor het vee. Een der
gelijke paal is ooit teruggevonden in een
weiland onder het buurtschap 't Zand bij
Middelburg en berust thans in het Zeeuws
Museum.
Het gebeurde ook wel dat de uitgedrupte
onderkaken overboord werden gezet, of
tengevolge van stormen en schipbreuken
ongewild in zee terechtkwamen. Uit de
beide Scheldemonden zijn regelmatig
onderkaakbeenderen van Groenlandse
walvissen opgevist.
Het is dus ook mogelijk dat een visser de
onderkaak die nu aan de stadsmuur hangt,
in zijn netten heeft gekregen en deze mee
gebracht heeft naar Veere, waarna het bot
als een curiositeit aan de torenmuur is
gehangen.
Het is echter uitgesloten dat het bot
afkomstig is van een destijds in onze con
treien gestrande en in Veere ontlede wal
vis. De dieren die aan onze kusten stran
den, zijn van een andere soort. Groenland-
se walvissen houden zich nooit in onze
omgeving op. Laten we het er maar op
houden dat het onderkaakbeen daar hangt
als herinnering aan de Groenlandvaart
vanuit Veere.
In de zeventiende en achttiende eeuw was
de walvisvaart een zeer tot de verbeelding
sprekende bedrijfstak. Boeken en geschrif
ten waarin de spannende belevenissen
van de overwinteraars op Spitsbergen zijn
beschreven, werden met rode oortjes gele
zen. De verhalen, geïllustreerd met bloed
stollende taferelen, over de strijd op leven
en dood tussen de geweldenaars van de
zee en de onverschrokken harpoeniers in
hun kleine sloepen boeiden jong en oud.
Veerenaren mogen trots zijn op het feit dat
de walvisvaart ook vanuit hun stad is uit
geoefend. Dat hadden ze best met dat
bordje aan de stadsmuur mogen laten
weten aan al die duizenden mensen die
Veere bezoeken. Wie weet komt er nu een
nieuw bordje.
C. Leeman
Geraadpleegde bronnen:
- L. Hacquebord en W. Vroom, De walvisvaart
in de Gouden Eeuw (Amsterdam 1988).
- J.P. Sigmond, De Nederlandse zeehavens tus
sen 1500 en 1800 (Amsterdam, 1989).
- Gemeentearchief Veere, archief stad Veere,
voorlopige inv.nrs. 975-979.
- Gemeente-archief Middelburg, Notulen Wet
en Raad, 1750-1760.
- Archief Zeeuwsch Genootschap der Weten
schappen 1955.