Over kreukels en klappers Walcherse namen voor zeeorganismen Tijdens gesprekken met mijn schoonvader, een geboren Westkappelaar, over aller hande zaken betreffende het aanspoelsel van de zee, kwamen steeds weer de dia lectnamen van diverse organismen naar voren. Als rechtgeaard Westkappelaar blijf je je moerstaal tenslotte in alles trouw. Vanuit mijn hobby als natuurgids/amateur- bioloog ben ik zeer geïnteresseerd in deze namen. Tijdens excursies langs het strand probeer ik, waar mogelijk, deze streekna men te gebruiken. Ik besloot nu deze namen eens op papier te zetten, in de hoop dat zij aan de verge telheid ontrukt zullen worden, c.q. voor het nageslacht bewaard zullen blijven. Bij raadpleging van het Woordenboek der Zeeuwse Dialecten bleek dat er helaas sporadisch over zeeorganismen wordt gesproken. Ik hoop dat dat hiaat met uw hulp, als lezer van De Wete, opgevuld kan worden. Algemeen in heel de provincie is 'klappers' voor blaaswier (Fucus vesiculosus). Blaas wier heeft net als knotswier (Ascophyllum nodosum) luchtkamers om de plant onder water door opwaartse druk overeind te houden. Ligt het wier eenmaal op het strand in de hoogwaterlijn - vooral na storm is dit niet ongebruikelijk - dan zal het wier opdrogen. De luchtkamers van het opgedroogde wier hebben de eigen schap om bij hardhandige beschadiging te klappen. Vandaar de naam. In andere delen van Nederland was het vroeger niet ongebruikelijk om zeewier als meststof op het bouwland te gebruiken. In hoeverre dit in Zeeland en met name op Walcheren ook zijn toepassing heeft gehad, is mij niet bekend. Wellicht dat iemand mij daar een bevredigend ant woord op kan geven. Op de 'schuutjes', zoals men vissersboten uit Arnemuiden en Vlissingen wel noemt, zitten naast een grote verscheidenheid aan vis ook regelmatig diverse soorten zeewier in de netten. Een aantal op elkaar gelijkende soorten worden door de vissers 'koeiestaerten' (Laminaria spec.) genoemd. Uit een centrale stengel ont springt op ongeveer dezelfde hoogte een Koeiestaerte aantal zijtakken. Deze wieren vertonen een treffende gelijkenis met een koeie- staart. Normaal gesproken zitten ze onder de laagwaterlijn, vastgehecht op rotskus ten en dergelijke. Ze worden aangetroffen

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1996 | | pagina 29