met man en muis verging. Het bedrijf van
Brown werd echter voortgezet. Bewind
voerder in 1769 was een zekere George
Pilbury. De zoon van William Brown,
Adrian Anthoni, was toen belast met de
dagelijkse leiding. In 1765 was Brown jr.
tevens lid van de Veersche Oestersocië
teit. De oesterbanken van deze onderne
ming lagen in de Zandkreek, onder meer
ter hoogte van de hofstede Wulpenburg.
Op de kaart van de Hattinga's uit 1750 is
op de schorren bij Wulpenburg 'het oester-
huysje' aangetekend. Zeer waarschijnlijk
behoorde dit tot de genoemde banken.
Na 1769 vernemen we niets meer over dit
bedrijf en over de oesterput bij de Nelis-
toren. Waarschijnlijk is ook deze put in de
Franse tijd verloren gegaan.
Over de oesterput in de haven is bijzonder
weinig bekend. De put grensde aan de
achterzijde van het Oostdubbelde huis
genaamd 'Danswijk' aan de Kaai. Het
enige wat we vrijwel zeker weten is dat
deze put omstreeks 1826 in gebruik was.
In de Kadastrale Atlas van Zeeland, deel
Veere staat op bladzijde 18 vermeld dat in
1826 toestemming wordt verleend om het
Oostdubbelde huis (C 155) af te breken
om zo meer lucht te geven aan de bijbeho
rende oesterput. Over het eigendom van
deze put is evenmin iets met zekerheid te
zeggen. Wellicht was Ch.J. Maitland eige
naar, want hij wordt in 1819 genoemd als
oesterkoopman. In het rijtje Oostdubbelde
huizen bezat hij een pakhuis. Verder is in
dit verband van belang dat aan Maitland in
1822, na jarenlange onderhandelingen
hierover met het stadsbestuur en Rijkswa
terstaat, toestemming werd verleend om
een oesterbank aan te leggen op de
Schotsman. Tot wanneer de put in gebruik
is geweest, is onbekend.
In 1850 was er in Veere nog slechts één
oesterput in bedrijf, die aan de zuidzijde
van de stad.
De Veersche Oestersociëteit
We weten nu al heel wat over
de oesternering in Veere, maar
nog weinig over karakter, orga
nisatie, inrichting en omzet van
deze bedrijfstak ter plaatse.
Gelukkig is in het Gemeentear
chief van Veere een exemplaar
aanwezig van het oprichtings
contract van de Veersche Oes
tersociëteit.
De inhoud van dit contract biedt
ons een goed inzicht in deze
organisatie. De aanhef van het
contract luidt: 'Contract ingevol
ge wij ondergeschreven van
mening zijn binnen deze stad
Vere op te rigten een negotiatie
in oesters en vervolgens tot het
De Zierikzeese dichter-arts Macquet schetste het gehele
proces van importeren, opkweken, zuiveren in de oester
putten, verkopen en distribueren van oesters, zoals dat
in de achttiende eeuw plaatsvond.
't Wijd heerschende Britanje, een rijk en welig land
Teelt een zeelekkernij aen zijn roemruchtig strand.
De wakkre Brit haelt uit het züte nat dien visch,
En kweekt hem, maer de Zeeuw voert die Oesters op den dis,
Gespeend in zijne lucht, en met een blank beschonken
En malsheid, eerste gemaeckt, sints ze onze stroomen dronken.
Men bouwde om deze Vorst van Nereus schuimend van nat
Beleefd te ontvangen, in de nabuerschap der stad
Geschikte woningen, wier net geplankte vloeren,
Waer langs men 't zilte vogt door sluizen aen ziet voeren,
In juiste kamers door de kunst zijn afgedeeld.