ontving 6per week arbeidsloon, ver meerderd met een 'quartier' turf, een paar laarzen of 1 en vrije woning of 4 Vlaams per jaar. onderbedienden. Dezen werden belast met het werk in de putten en op de ban ken. Voorts bemanden ze de schepen die bij de werkzaamheden werden gebruikt. Dit 'werkvolk' werd aangenomen in dag geld. Afhankelijk van de seizoenen waren drie tot twaalf personen werkzaam. De boekhouder had, zo blijkt uit dit contract, de opdracht om zo weinig mogelijk onder bedienden aan te nemen. Over hun belo ning wordt niets in het contract vermeld. De betekenis van de oesternering voor Veere Ten slotte de hamvraag: wat was nu de betekenis van de oesternering voor Veere in de achttiende en negentiende eeuw? Deze vraag is niet zo eenvoudig te beant woorden. Betrouwbare gegevens inzake omzet en winst van de oesterbedrijven ontbreken. We moeten het doen met de schaarse brokjes informatie die hierover in het Veerse archief voorhanden zijn. Bestudering daarvan leidt tot de voorzichti ge conclusie dat de in dit artikel besproken bedrijven zeker geen marginale bedrijfjes waren. Vooral in de achttiende eeuw, tot aan het begin van de Bataafse Republiek, werden er over het algemeen redelijke bedrijfsresultaten geboekt. Er waren perio den dat er zelfs flinke winst werd behaald. Er zijn meer tekenen die erop wijzen dat de oesternering ook in Veere een bloeiend bestaan leidde. De oesternering was een bedrijfstak die zeker een bijdrage leverde aan de werkge legenheid en de economie van de stad, die juist in deze periode alles in het werk stelde om aan dreigende achteruitgang en verval te ontkomen. De Franse tijd en het toen geldende Conti nentale Stelsel met de daaruit voortvloei ende beperkingen voor handel en visserij waren de nekslag voor de oesternering in Veere. Na die tijd was er nog wel sprake van een lichte opleving en in 1850 werd de oester put in Veere zelfs nog genoemd als beho rend tot de vijf belangrijkste oesterputten van Zeeland, Toch is het in de negentiende eeuw niet meer tot een volledig herstel gekomen. Toen in 1868 de laatste oesterput moest wijken voor de aanleg van het Kanaal door Walcheren, viel voorgoed het doek. Een interessant hoofdstuk in de geschiedenis van 700 jaar visserij te Veere was toen afgesloten. C. Leeman Geraadpleegde bronnen: Gemeentearchief Veere: - Archief Stad Veere, notulen Wet en Raad 1690-1800, notulen gemeenteraad 1830-1870. - Archief Stad Veere, inv. nrs. 313-316 (docu mentatie Roblijn). - Archief Stad Veere, inv. nr. 2793: Register van patenten, 1812-1822. - Documentatieverzameling, kopie oprichtings contract Veersche Oestersociëteit. Literatuur: - Rob van Ginkel, Elk vist op zijn tij. Een Zeeuwse maritieme gemeenschap. Yerseke 1870-1914 (Zutphen 1991). - A.C. Drinkwaard, 'Enige notities betreffende de historie van de visserij in Zeeland', in: Vaart, tijdschrift voor binnenvaart, kustvaart en visserij, januari 1963. - W.E.P. van IJsseldijk, 1000 jaar Yerseke (Kruiningen 1973).

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1997 | | pagina 14