dens het transport naar België eerst nog Middelburg is aangedaan. Ook de lengte van 22 meter kan kloppen, want een jonge vinvis heeft die lengte, terwijl een volwas sen exemplaar circa 34 meter lang is. Het is heel goed mogelijk dat na zoveel jaren dr. J.G. de Man zich een jaar vergist heeft, of misschien wel de Middelburgsche Cou- meldingen. Het totale aantal meldingen in de periode 1919-1989 bedraagt meer dan duizend, waarvan er maar een twintigtal van Walcheren komen. Er zijn al vele oorzaken geopperd om de strandingen van de zeedieren te verklaren. Enkele zijn: zelfmoordneigingen, paniek, j- rant. Het is dus zaak de dagbladen uit 1902 en 1903 er nog eens op na te snuffelen. Over de 69 Walcherse meldingen zou een boek vol kunnen worden geschreven. Ik heb uitgerekend dat van elke vijftien mel dingen van walvisstrandingen in ons land er één op en rond Walcheren plaatsvond, de bruinvissen buiten beschouwing gela ten. De verhoudingen verschillen echter per soort: van de potvis 1 op 18, de witte dolfijn 1 op 3, de orka of zwaardwalvis 1 op 22, de dwergvinvis 1 op 12, de griend 1 op 57 en bijvoorbeeld de lederschildpad 1 op 2. Een apart verhaal is de bruinvis. Het aan tal meldingen van stranding van dit dier is zeer groot ten opzichte van de overige De vis op het strand van Vlissingen, afgebeeld op Zelandiae Descriptio, panoramakaart van Walcheren door Antoon van den Wijngaerde, 1548-1550 desoriëntatie bij zandige, vlakke kust door opwoelend water waardoor de sonar niet werkt, parasieten in de schedelholten of de oren waardoor de oriëntatie wordt ver stoord, verandering of afname van het aardmagnetisch veld door plaatselijk tegengestelde polariteit, verandering van de zeewaterstromen. Speculaties genoeg, maar de ware reden is nog steeds onbe kend. Wat wel opvalt is dat meldingen van be paalde soorten met grote of kleine tussen pozen plaatsvinden. Volgens dr. C. Smeenk, bioloog en conservator van het

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1997 | | pagina 17