wachter over het huis Israels, met de opdracht onder alle omstandigheden tegen goddeloze en bedrieglijke onrechtvaardig heid te waarschuwen. Profetische woor den, die hij zonder aarzelen gebruikte, ledereen was met de nieuwe predikant ingenomen. In de classisvergadering waren er bij zijn komst wat strubbelingen geweest. Zijn papieren waren niet voldoende en niet tij dig aanwezig. Ook zijn kennis van oude talen was 'niet tot genoegen', maar hij werd toch toegelaten en hij predikte 'met veel vrucht'. Enkele maanden later echter gonsde het in de stad van geruchten over Worsley's leven in Engeland. Hij zou daar een frau duleuze, failliete makelaar zijn geweest, die vele mensen, zelfs zijn eigen vader, duizenden ponden afhandig had gemaakt. Zijn getuigschrift was vervalst en onwettig. De predikant van de Engelse Kerk in Rot terdam, Benjamin Sowden, maakte via rev. Yair van de Schotse Kerk in Veere de zaak aanhangig in de vergadering van de Clas sis Walcheren, 's Avonds werd er bij Wors- ley een anoniem schrijven bezorgd. Daarin stond, in bepaald geen foutloos Frans, dat er al enkele weken lang een onderzoek aan de gang was naar zijn vroegere activi teiten. De schrijver, die naar hij zelf zei (om herkenning te voorkomen), met opzet fouten maakte, adviseerde Worsley om onder een of ander voorwendsel zo spoe dig mogelijk te verdwijnen. 'Het is het enige middel om u te redden.' Halsoverkop vluchtte Worsley met de pakketboot uit Vlissingen naar Dover. Enkele dagen later kwam hij weer terug. Naar hij verklaarde, had de angst voor de Magistraat hem in paniek doen vluchten. Hij had namelijk indertijd als borg de schul den van anderen niet geheel kunnen vol doen. Teleurgestelde schuldeisers achter volgden hem sindsdien. De kerkeraad nam daar voorlopig genoe gen mee. Ze wilden hem ook graag gelo ven en lieten hem, na uitvoerig overleg, de zondag daarop weer preken en het Avond maal bedienen. 'Ik was mijn handen in onschuld,' zo sprak hij die zondag, naar de woorden van Psalm 26:6. Na de dienst werd hem in de consistorie een brief van rev. Sowden overhandigd. Deze beschuldigde Worsley daarin van kwaad bedrog. Maar Worsley verdedigde zich meesterlijk en beschuldig de Sowden en de negen Engelse predi kanten die zijn bron vormden, ervan zelf deugnieten en bedriegers te zijn. 'In kwade jaloezie spannen zij tegen mij samen!', zo riep hij verontwaardigd uit. De kerkeraad en vooral ook de waarne mend voorzitter rev. Van der Wind, zacht moedig en meegaand van karakter, hiel den Worsley in woord en geschrift voor oprecht. Toch was er een begin van twijfel. In het notulenboek staat dat ze vanaf 10 december 1759 de notulen van Worsley voorlopig niet zouden inschrijven. Niet voordat er klaarheid in de kwestie was gekomen. Ze deden dan ook alle moeite om de zaak uit te zoeken. Ze stuurden een brief naar de ondertekenaars van het getuigschrift om nadere bevestiging. Van William Prior te Avon kwam geen ant woord. Avon in Devonshire bleek niet eens te bestaan en William Prior kenden ze niet. Ook van Hugh Burdett kwam geen ant woord. Wel kwam er een brief van diens neef, maar die was al geschreven en ver zonden voordat het verzoek van de kerke raad om inlichtingen in Engeland kon zijn aangekomen. Later bleek dat ook de brief

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1997 | | pagina 6