Oud-Vlissingen, afgebeeld op de Hattinga- kaart van Walcheren omstreeks 1750 (Rijks archief in Zeeland, Atlas Hattinga Zeeland deel I, nr. 16) Het duurde nog tot 1775 voordat de beide Vlissingse zaagmolens in handen van de Sociëteit kwamen. Op 23 september 1775 verkocht Jacobus Andriessen aan de Sociëteit 'een Zaagmolen de Doornbosch nu Noordbeek, Item een molen den Een hoorn met een gemet 290 Roeden, nog een huys met 167 roeden.' Andriessen bezat eerder samen met Van Hoorn de molen Noordbeek. Diens aandeel had hij kennelijk overgenomen. In het aantekeningenboek van Van der Swalme, waar bovengenoemde verkoop in wordt vermeld, staat in de marge een ver wijzing naar een transport van hetzelfde object op 16 april 1763. Mogelijk is dit de datum waarop Leonard Constantijn van Sonsbeeck en Benjamin Catteau ieder een derde deel in de molens kochten. Die transactie wordt namelijk, zonder datum, vermeld in de legger van eigendommen in de heerlijkheid Oud-Vlissingen. Toen Andriessen in 1775 de twee molens aan de Sociëteit overdeed, was hij evenwel de enige eigenaar ervan. De heren Van Sons beeck en Catteau moeten dus voor die tijd hun aandelen weer aan Andriessen heb ben teruggegeven.8 Volgens het wijkregister van Vlissingen uit 1805-1807 bestonden de twee zaagmo lens toen nog. De namen van de molen bazen, die in de huisjes bij de molens woonden, worden erbij gegeven. Bij de

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1997 | | pagina 10