Tijdens een hevige storm in de nacht van 14 op 15 november 1907 brandde de ste nen windkorenmolen van J.W. Markusse af en moest daarop worden gesloopt. Omdat het met de molenaar financieel niet zo voor de wind ging, beweerden kwade ton gen in het stadje dat Markusse die bewus te nacht de rem had losgemaakt, in de open schouw stookte. Op 13 december 1918 stortte het woninkje, dat een paar weken daarvoor door de militairen ont ruimd was, plotseling in. Tot slot ontstond er op 28 oktober 1924 brand in de schuur van Joh. Brouwer. In december van dat zelfde jaar ontving iedere brandweerman, die deze laatste brand had helpen blus- hoop dat de molen in brand zou geraken. Tot driemaal toe zou er in het eerste kwart van de twintigste eeuw brand uitbreken in de Wagenaarstraat. De eerste keer was op 1 april 1915, toen er door onbekende oor zaak brand uitbrak in de schuur van W. Brouwer. In 1917 brak er brand uit in het woninkje van Nelia, een Belgische vluchte linge die aan de drank was. De kinderen uit de buurt liepen haar na, al zingend: "Nelia is dronken, Nelia is zat, dat komt van al de borreltjes, die draaien rond haar gat." De brand ontstond doordat ze in de De omgebouwde Chevrolet-dump die tot onge veer 1970 dienst heeft gedaan (foto J.H. Mida- vaine) sen, een gulden premie, die op verzoek van het college van burgemeester en wet houders door de verzekeringsmaatschappij werd uitgekeerd. Na deze brand ging men langzaamaan denken aan de aanschaf van nieuw blus- materieel en op 4 september 1926 vond er een demonstratie van een automobiel brandspuit plaats door de firma Gebr.

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1997 | | pagina 15