wollen kledingstukken, zoals kousen, sok ken, mutsen en wanten. Er werden ook vloerkleden en matten gemaakt en behangselpapier gefabriceerd, alsmede vlechtwerk voor biezen (stoelenmatten) en andere handenarbeid. Op de spinnewielen werden wollen draden gesponnen waar mee de breisters weer kledingstukken en Om de mensen nog een beetje te motive ren werd ook nog wat loon uitbetaald. Het was niet veel, het was meer een soort zak geld waarmee ze in de gestichtswinkel wat rookwaar of andere versnaperingen kon den kopen. Het loon voor spinners en wevers werd berekend per strekkende meter, ook wel dergelijke konden breien. Op het weefge touw werden garens gesponnen voor de fabricage van stoffen. De meeste gedetineerden zullen in de pro- duktie werkzaam geweest zijn, maar er was ook nog een 'heel leger' nodig voor de verzorging van de eigen bevolking, het onderhoud en het schoonmaken van het gebouw en dergelijke. Er waren wassters, kamerveegsters, trappenveegsters, water dragers, schoonmakers, ziekenoppassers, een timmerman, een metselaar en niet te vergeten de koks met hun helpers. De voormalige leefruimten van het Provinciaal Werkhuis (Rijksarchief in Zeeland, KZGW, Zelandia lllustrata deel II, nr. 1091h) per pond, bijvoorbeeld voor het wassen van wol. Het gemiddelde loon varieerde van 80 cent tot 4 a 5 gulden per maand. Het laatste kwam weinig voor; de meesten verdienden niet meer dan 2 a 3 gulden. Het huispersoneel had meestal een vast loon dat varieerde van 1 tot 2 gulden, met als uitschieter 4 gulden voor de timmer man en metselaar. Van deze uiterst karige

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1997 | | pagina 25