gortpap stond nogal eens op het menu.
Het brood werd gebakken van tarwe en
roggemeel. Af en toe kregen ze ook wel
eens aardappelen en groente.
In het begin was er sprake van dat men te
weinig eten kreeg. Een vierde zak erwten
per dag voor het gehele gesticht bleek te
weinig te zijn. In Zeeuwsch-Vlaanderen
waren er geruchten dat het eten in het
Provinciale Werkhuis in Veere slecht was.
Ontsnappingen
Met zo'n gevarieerd gezelschap uit de
laagste klasse van de bevolking, waar
onder ook nog ex-gevangenen, was het
gevaar voor ongehoorzaamheid of opstand
niet denkbeeldig. Er waren wel eens span
ningen tussen de gedetineerden en de
suppoosten of de gedetineerden onderling.
Het laatste deed zich bijvoorbeeld voor in
de nacht van 8 op 9 juni 1824 toen Corne
lls Tichelaar bedreigd en mishandeld werd
door Pieter Ardewijn. Het gemeentebe
stuur van Veere werd verzocht 'den per
soon van Ardewijn te willen arresteren,'
Een enkele keer wist een gedetineerde te
ontsnappen. In het voorjaar van 1825 was
het raak. In een tijdsbestek van zes weken
wisten vijf personen te ontvluchten. In één
nacht zelfs drie tegelijk. Ze hadden zich
'door middel van het aaneenknopen van
een garenketting uit het raam van een van
de werkzalen laten zakken.' Een van de
ontsnapten, die op 29 juli 1824 om drie uur
's nachts ervandoor ging, had nog een
briefje achtergelaten, waarop stond:
'Zeer geachte Heren. Ik heb mijn besluit
genomen om uijt eijge activiteid heen te
gaan om rede dat ik tog zoo jonk zij om
als slaaf naar één of andere colonie toege
bracht te worden want het is tog wat te
zeggen nooijt gestolen of gebedeld te heb
ben maar altoos met God en met eere
mijn brood te hebben verdiend.' Na zich
beroepen te hebben op de heer Versluijs,
mevrouw Slibber en baas Van Zorgen, bij
wie hij in Domburg 'met ere gediend' had,
vervolgde hij: 'Nu dan mijne Heeren straft
mij met het genadigste regt als gij mij weer
vrom (terug) mocht krijgen. Ik ben tog een
eerlijk mensekind, geloof vrij dat het mij
veel verdriet veroorzaakt.'
In een brief van de president aan de Gou
verneur van Zeeland komt duidelijk naar
voren waarom sommige gedetineerden
wilden vluchten. 'De reden dat zij ontvluch
ten zoo veel als mij bekend is zijn dat zij
allen benauwd zijn dat zij na de Ommer-
schans moeten.' De president nam maat
regelen om het vluchten tegen te gaan en
verdubbelde de wacht.
Overplaatsing naar Ommerschans,
opheffing Werkhuis
De uittocht naar Ommerschans was toen
al begonnen. Op 7 juli 1824 was de eerste
groep van zestig personen per schip afge
voerd, later gevolgd door nog diverse
andere transporten. Nog voor de opening
van het Werkhuis was er al een Koninklijk
Besluit dat alle bedelaars en zwervers die
veldarbeid konden verrichten naar Ommer
schans getransporteerd moesten worden.
De Ommerschans was een oud, verlaten
fort uit de zeventiende eeuw. De bestaan
de gebouwen waren opgeknapt en er was
een geheel nieuw gebouw gerealiseerd dat
plaats bood aan duizend bedelaars. Het
hoorde bij de Koloniën van Weldadigheid
en lag midden in een grote veenkolonie,
ongeveer vijf kilometer ten noorden van
Ommen in Overijssel.
Het bestuur van het Werkhuis was allesbe
halve blij met het overplaatsen van haar