hoogste percentage leden van de HKW
(namelijk 5,3%), op afstand gevolgd door
Zoutelande (met 4,1%). Middelburg (met
1,5%) en zeker Vlissingen (met 0,8%) blij
ken aanzienlijk minder heemgezind te zijn
dan de absolute aantallen suggereren.
Ook Koudekerke komt met 2,6% nog na
Westkapelle met 2,9% en na Oostkapelle
met 3,2%. Helemaal onderaan komen
Arnemuiden (met 0,5%) en - ook in dit
geval - Nieuw- en St. Joosland (met
0,7%). Het gemiddelde van 2,5% wordt het
meest benaderd door de dorpen Koude
kerke en Serooskerke.
Mogelijkheden om deze percentages te
vergelijken, zijn er nauwelijks. Thissen
bracht in 1989 de spreiding van de leden
van onze zustervereniging 'Stad en Lande
van Schouwen-Duiveland' in beeld. Hij
constateerde dat Noordgouwe met 3,6%
de kern was met het grootste aandeel
leden en Sirjansland met nog geen half
procent het dorp met het kleinste aandeel.
Afgaande op de cijfers blijkt de gemiddel
de heemgezindheid op Walcheren in het
algemeen groter te zijn dan op Schouwen-
Duiveland. Zierikzee was vertegenwoor
digd met 2,2% en lag daarmee boven het
Schouwse gemiddelde. De steden Middel
burg en zeker Vlissingen scoren daarente
gen onder het Walcherse gemiddelde.
Elders in Zeeland wonen 61 leden van
onze kring: 5 op Schouwen-Duiveland, 7
op Noord-Beveland, 38 op Zuid-Beveland
en 11 in Zeeuwsch-Vlaanderen. Woon
plaatsen op Tholen en Sint Philipsland ont
breken in het ledenbestand.
Het aantal leden buiten Zeeland bedraagt
248; daarnaast wonen er 10 in het buiten
land. De verdeling over de provincies is als
volgt: Zuid-Holland 89; Noord-Holland 40;
Gelderland 32; Utrecht 29; Noord-Brabant
28; Flevoland 9; Friesland, Groningen en
Limburg ieder 5; Overijssel 4; en Drenthe
2.
Om met de laatste cijfers te beginnen: het
is opvallend dat een duidelijke concentratie
in gebieden waar traditioneel relatief veel
Zeeuwen wonen, ontbreekt. Rotterdam telt
maar 11 leden en Flevoland 9. Wat ik zelf
opmerkelijk vind, is het zeer geringe leden
aantal elders in Zeeland, en dan met name
op Schouwen-Duiveland. Niemand zal
grote aantallen leden van een specifiek
Walcherse organisatie verwachten in Phi
lippine of in Sas van Gent, maar enige uit
wisseling met meer nabije delen van de
provincie ligt kennelijk wel voor de hand
als het om Zuid-Beveland gaat, maar niet
in het geval van Schouwen-Duiveland.
Reikt heemkunde inderdaad niet verder
dan de grenzen van de eigen regio? Op dit
punt zou het interessant zijn een vergelij
king te maken tussen alle Zeeuwse heem-
en oudheidkundige organisaties.
En dan Walcheren zelf. Wat verklaart de
grote heemgevoeligheid van Biggekerke
en waarom komt de zuidoosthoek van
Walcheren er wat dat betreft juist zo
bekaaid af? En wat verklaart alle schake
ringen daartussen? Is dat het resultaat van
succesvolle ledenwerfacties enerzijds en
het ontbreken daarvan anderzijds? Moet
de vereniging hierin een aansporing tot
zendingsarbeid zien of juist niet? Bestaat
er wellicht relatie met (een bepaalde)
godsdienstige of politieke gezindheid? Is
het historisch besef in jongere polders
minder dan elders? Is er wellicht sprake
van een concurrentiepositie ten opzichte
van verwante organisaties?
Wil het aantal zinnige antwoorden het aan-