wijl de verlichting en het stoken van vuur
op de schepen in de haven aan banden
werden gelegd.
Eens per jaar werd door de generale
brandmeester brandschouw gedaan, waar
bij deze geassisteerd werd door de heren
commissarissen uit het stadsbestuur, de
brandmeesters en een stadsbode.
bij het niet op tijd komen bij een brand. Zo
had iedere brandweerman een brandweer
penning, die hij bij de brandmeester of zijn
assistent moest inleveren zodra hij bij de
brand arriveerde. Leverde hij zijn penning
in nadat de brandspuit reeds in werking
was gesteld, dan kreeg hij een boete van
10 stuivers als de brand 's nachts was ont-
Het tweede deel van de ordonnantie
behandelde hoe men moest optreden bij
brand, waarbij het eerste artikel voor
schreef: 'By tyde van brand zal den
bewoonder van het huys, daar den brand
ontstaat gehouden wezen overluyt op de
straat brand, te roepen, op paene van gl.
25:-.'
Artikel 5 voorzag er zelfs in dat men potte-
kijkers kon weren.
In het derde deel stond hoe men het blus-
gereedschap in een goede staat moest
houden en welke straffen men kon krijgen
De brand in de Grote Kerk op 25 mei 1686
(reproduktie J.H. Midavaine)
staan en 6 stuivers als de brand overdag
was uitgebroken. Was de brand bij aan
komst reeds geblust, dan was dat goed
voor een boete van 20 stuivers 's nachts of
12 stuivers overdag. Kwam men ten slotte
in het geheel niet opdagen, dan kreeg men
een sanctie opgelegd van 30 stuivers bij
een brand in de nacht of 18 stuivers bij
een brand overdag.
In de stad stonden verschillende brand-