meestal, driedimensionaal, het figuurtje van een ruiter te paard als bekroning aan gebracht. De horizontale doorsnede was niet rond maar ovaal. Kort na 1800 verschijnt dan een enkele keer een houten heft aan een mes dat, wat uiterlijke vorm en vlakverdeling betreft, min of meer gelijkenis vertoont met een zil veren heft. Naar alle waarschijnlijkheid gedreven door de prikkel om in hout het zilveren heft van de welgestelde boer na te bootsen, was door een handige maar onbekend gebleven jongeman een begin gemaakt met, wat later zou blijken, een unieke Zeeuwse traditie. De grondvorm en de vlakverdeling was een weg ingeslagen die sterk afweek van wat er in overig Nederland met het versieren van meshef ten gebeurde. De rivaliteit onder de verschillende snijders had bijzondere resultaten tot gevolg. Statussymbool Toen het meenemen van eigen bestek overbodig werd, bleef het werkmes bij de mannen toch gehandhaafd. Tot de vaste uitrusting van boer, arbeider, knecht en meestal ook de ambachtsman in het dorp behoorde op de Zeeuwse eilanden een werk- of scheemes. De benaming schee mes is ontstaan door het feit dat het mes altijd in een leren schede werd gedragen. De schede is de diepe smalle binnenzak in de naad van een broek. In de pilobroeken van de klederdracht werden zulke zakken links en rechts aangebracht. Het was geen gewoon zakmes, maar een behoorlijk groot uitgevallen stuk gereedschap. Het lemmet had een lengte van 18 a 20 centi meter. Lemmet plus heft waren ongeveer 32 centimeter. Dit mes, altijd dicht bij de hand, werd voor de meest uiteenlopende karweitjes gebruikt. Misschien wel het minste om er werkelijk mee te snijden. Het snijden betrof dan hoofdzakelijk het doorsnijden van een touw, riem of tak en het gebruik bij het eten. Maar verder werd er het slijk mee van de klompen geschraapt, de wielassen van vet voorzien, het vuil onder de nagels uitgekrabd en dergelijke. Heel belangrijk was het bij een calamiteit als brand. Door met één klap de dikke touwen door te slaan waarmee het vee vastgebonden stond, konden veel beesten gered worden. Dit zijn maar enkele gebruiksvoorbeelden. Omdat men er zoveel gebruik van maakte en het dus eigenlijk onmisbaar was, werd zo'n werkmes al gauw een strikt persoon lijk bezit. Dat werd nog versterkt toen omstreeks 1850 de gewoonte ontstond om bij de versiering zuiver persoonlijke ken merken te snijden of te laten snijden. Zo werd het mes geleidelijk ook een status symbool. De houtsnijders Wie waren de houtsnijders, de versierders die deze heften besneden? Laten we beginnen met de mensen die dit werk beslist niet zouden doen: de vrouwen en de zelfstandige boer en zijn zoons. Voor het handwerk van een vakkundige wagenmaker of andere handwerksman kon een echte boer weinig respect opbren gen. Nog veel minder was dit het geval voor iemand die in hout snikkerde. Met een mooi heft, met persoonlijke gegevens erin gesneden, liep hij graag te pronken. Een burger uit de stad, al zou hij de bekwaamheid en het gereedschap er voor hebben, stond in die tijd te ver af van het plattelandsleven om zich met die cultuur te bemoeien.

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1997 | | pagina 24