fJG y Bijeenkomsten \>m/ Hervorming op Walcheren Op 11 november vorig jaar promoveerde mevrouw drs. C.M, Rooze-Stouthamer uit Ellewoutsdijk in de aula van de Universiteit van Amsterdam op het 600 pagina's tellen de proefschrift Hervorming in Zeeland (ca. 1520-1572). Op 26 februari jl. richtte dr. Rooze, nu in de aula van de Zeeuwse Bibliotheek in Middelburg, voor een aandachtig gehoor van circa honderd aanwezigen, de schijn werper specifiek op Walcheren. In een even helder als indringend betoog schetste zij hoe Walcheren in de zestiende eeuw in velerlei opzicht een scharnierfunctie tus sen zuid en noord vervulde die mede te danken was aan de bijzondere situering van het eiland met zijn vele steden. Zij ver haalde van het ontstaan van de oudste doperse en calvinistische gemeenten, van het beeldbreken, van het hagepreken (zoals in de duinen bij Dishoek) en van de eerste openbare preek (onder leiding van Gelein Jansz. d'Hoorne), van de mislukte geuzenaanslag op het eiland in maart 1567, van de geloofsvervolging en de daaropvolgende massale vlucht. Dat alles tegen de achtergrond van de (wisselende) relatie tussen magistraat en kerkelijke autoriteiten. Het was een avond die ongetwijfeld velen heeft verrijkt; bovendien een avond met een belofte: een vervolgonderzoek naar de periode 1572-1591 staat inmiddels in de steigers! Aad de Klerk Walcherse boeren in de Noordoostpolder Onder deze titel hield dr. D.J. Wolffram op 26 maart jl. een inleiding met dia's in een volbezette aula in de Zeeuwse Bibliotheek. De heer Wolffram, wetenschappelijk mede werker bij het Sociaal Historisch Centrum voor Flevoland, ontleende zijn gegevens voornamelijk aan het boek over Zeeuwse pachters in de Noordoostpolder, dat hij in 1995 publiceerde en dat helaas is uitver kocht. Op zeer onderhoudende wijze vertelde de spreker over het tot stand komen van de polder, die in 1942 droogviel, en over de wijze waarop deze werd ontgonnen en bevolkt. De directeur van de polder, ir. Smeding, stond een modellandbouwge bied voor ogen, dat door hooggekwalifi ceerde landbouwers economisch en soci aal moest worden ontwikkeld. Oorlogs- en natuurrampen en de politiek gooiden ech ter dikwijls roet in het eten. De droogmaking van Walcheren in 1945 en 1946 werd gevolgd door een herverka veling, waardoor er voor alle boeren niet voldoende grond beschikbaar was. Soms met zachte dwang werden 119 landbou wers, die niet allemaal aan de criteria van Smeding voldeden, overgehaald zich in de Noordoostpolder (voornamelijk in de buurt van Ens, Marknesse en Rutten) te vesti gen, veelal op kleine tot middelgrote bedrijven (12-20 ha). Lange tijd vormden zij een afzonderlijke, sterk aan tradities en gebruiken vasthoudende groep. Ten slotte integreerden ook zij in de nieuw gevormde gemeenschap van de 'polder'. Bijna alle Walcherse landbouwers en hun gezinnen hebben goed geboerd. Na de Watersnoodramp van 1953 hebben verschillende boeren uit Schouwen, Tholen en de Zak van Zuid-Beveland zich in de Noordoostpolder gevestigd. Daar zij in hun eigen gebieden weinig bestaansmogelijk-

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1997 | | pagina 45