van een nooddijk vertraagde wel het bin
nendringen van het zeewater, maar door
een volgend bombardement werd het
gebied bij Vlissingen geïnundeerd. Door
het bombarderen van de dijk bij Veere
kwam onze stelling ernstig in gevaar. Van
wege het stijgende water moesten we die
ontruimen. Onze apparatuur brachten we
over naar een hooggelegen dijk aan de
zuidrand van Middelburg, leder groef daar
zijn eigen schuttersput, voor menigeen de
laatste. We hielpen ook nog de bevolking
naar hogergelegen gebied over te bren
gen. Op 31 oktober 1944 deed 's nachts
een geweldige explosie de omgeving
schudden: in de buurt vloog een munitie
depot de lucht in (munitieschip bij de meel
fabriek, Br.).
Op 1 november kwamen Canadese amfi
bietanks. We werden ontwapend, horlo
ges, ringen en andere waardevolle voor
werpen wisselden toen van eigenaar. We
werden overgebracht naar een groot plein
in Middelburg, vandaar naar Antwerpen,
toen naar Engeland. Op 1 november 1946
werd ik vrijgelaten.'
Witbrood voor de maaglijders
Ook Obergefreiter Anton Steinle (70 ID)
stuurde mij zijn ervaringen: 'In juli 1944
kwam ik met vijfhonderd man in Goes aan;
vandaar gingen we naar Walcheren. Ik
werd ingekwartierd bij de boeren Brasser
en Dekker in de buurt van de tankval
tussen Abeele en Koudekerke. Onze
gevechtspost was bunker 180 in Abeele,
aan de weg naar Vlissingen; hij staat er
nog steeds. Bij het bombardement van 3
oktober 1944 zat ik ook bij die tankval. De
Geallieerden hebben toen pamfletten uit
geworpen.
Eten kregen we uit de veldkeuken, we
kregen alleen witbrood omdat we een
zogenaamde Maaglijdersdivisie waren.
Rond 10 oktober 1944 werden we ver
plaatst naar Wemeldinge. In de nacht van
29 op 30 oktober kwamen we over de
Sloedam weer naar Middelburg; later
betrokken we een stelling bij Kleverskerke.
We hadden de man nog maar vijf patro
nen, zodat verdere verdediging niet moge
lijk was. Op 5 november 1944 hebben we
ons overgegeven.'
"Gooi ze maar in de Westerschelde"
Als laatste in deze reeks komt Getreiter
Rudolf Theissen (70 ID) aan het woord: 'Ik
lag in een waarnemingspost bij een bunker
op de Boulevard van Vlissingen, in de
buurt van hotel Britannia. Als seiner moest
ik door middel van lichtsignalen contact
onderhouden met een luchtafweerbatterij
in de duinen.
De bevolking maakte op mij een goede
indruk. Zo nu en dan speelde ik accordeon
in een café. Die accordeon bleef na mijn
gevangenneming achter in de bunker bij
Britannia. Ik musiceerde ook met twee
kameraden in lokalen van de Zeevaart
school. Levendig herinner ik mij nog de
inundatie van delen van Vlissingen.
Tijdens de gevechten om Vlissingen is
mijn beste kameraad Matthias Metzen
achter het Strandhotel door een granaat
om het leven gekomen. Ook mijn groeps
commandant, Stabsfeldwebel Klink, is
tijdens het verleggen van telefoonkabels
gesneuveld. We waren met z'n drieën
maar hebben toch onze opdracht kunnen
uitvoeren, te weten het verleggen van
kabels tussen de bataljonsbunker beneden
achter het Strandhotel en de bunker van
Kolonel Reinhardt.
Op 4 november 1944 werd ik onder aan