in ploegendienst. Daarnaast kon in die
jaren een beroep worden gedaan op min
of meer vaste ploegen oproepkrachten. Er
waren twee ploegen uit Vlissingen, één uit
Souburg en één uit Ritthem. De gemeen
tebesturen uit deze plaatsen werkten aan
deze regeling mee. Eén telefoontje naar
de gemeente was voldoende om extra
tremmers te bestellen. Ook de uitbetaling
van de lonen liep via de gemeenten.
De S.H.V. hanteerde voor haar klanten
een systeem van all-in prijzen, dat wil zeg
gen dat alle aanloopkosten bij de bunker-
prijs waren inbegrepen (loodsgeld, haven
geld, sleepbootassistentie, kosten voor
meren en ontmeren, inklaringskosten). De
sleepboothulp, het meren/ontmeren en het
in- en uitklaren waren verrichtingen die de
S.H.V. met eigen mensen en materiaal uit
voerde. Wat betreft het loods- en haven
geld kon men profiteren van de bijleggers
regeling: daaronder vielen schepen die de
haven uitsluitend aanliepen om te bunke
ren of te provianderen. De regeling hield in
dat men slechts een beperkt loods- en
havengeld verschuldigd was.
Naast het leveren van bunkerkolen begon
de S.H.V. in 1935 met het leveren van
bunkerolie aan schepen, die olie stookten,
respectievelijk aan motorschepen. Er
kwam een tankpark met een opslagcapaci
teit van 41.000 m3. De afmeergelegenheid
werd uitgebreid door de aankoop van een
oude zeetanker met een tankinhoud van
10.000 m3. De ketelinstallatie van dit schip
kon worden gebruikt voor het verwarmen
van de stookolie in de
wal-opslagtanks. Het
oliebunkerstation was
van het begin af een
groot succes.
De oorlog maakte aan
alle bedrijvigheid radi
caal een eind. Kranen
en lichters gingen terug
Het bunkerstation in de
jaren vijftig (coll. L.f. van
der Vliet)