de veestapel op peil of werd die nog uitge breid. De kleine bokjes hadden niet veel waarde omdat ze later toch geen melk opleverden. Ze werden dan ook al na enkele dagen of weken geslacht en opge geten, als er tenminste al een beetje vlees aanzat. Doordat het vachtje nog wat geld opleverde, werden ze vooral in het voor jaar bij tientallen geslacht. Rond de kerstdagen werden toentertijd ook veel konijnen geslacht. Oud papier werd toen nog niet opgehaald. Er zal ook nog niet zoveel geweest zijn als tegenwoordig, en bovendien werden oude kranten gebruikt om de kachel mee aan te maken of in keurige rechthoekige stukjes geknipt en gebruikt als toiletpapier. Een karig bestaan Dat een en ander voor grootvader, die een gezin met tien kinderen moest onderhou den, maar een karig bestaan opgeleverd heeft zal voor iedereen duidelijk zijn. Maar hij had in ieder geval werk en een klein inkomen. Bij de arbeiders was het meestal ook maar armoedig gesteld. In het begin heeft het gezin veel armoede geleden, maar later kreeg het het toch iets beter en kon er zelfs nog een stukje land gekocht worden voor eigen gebruik. Vele jaren heeft mijn grootvader het volgehou den. Omstreeks 1934 deed hij het bedrijfje over aan zijn jongste zoon, Jan (mijn vader dus), geboren in 1904 te Oost- en West- Souburg. Grootvader hertrouwde in 1934, op zeventigjarige leeftijd, met Maria Wisse en is in haar huisje gaan wonen op de Nieuwe Vlissingseweg bij de Nieuwe Abeele. Hij is ook zo'n vijfentwintig jaar ouderling geweest van de Gereformeerde Gemeente in Middelburg (Segeersstraatkerk). Een merkwaardige combinatie, voddenboer en ouderling, die heel zeldzaam geweest zal zijn. Hij diende samen met Cornelis van den Bosse, de grootvader van mijn vrouw, en met Piet Baaijens van Kleverskerke. Het waren toen vooral bij de Gereformeer de Gemeenten eenvoudige mensen, meestal boeren of kleine middenstanders. Op het laatst van zijn ambtstijd ging hij nog elke zondag naar Oostburg, om daar bij een afdeling van de Gereformeerde Gemeente van Middelburg te gaan 'preek- lezen'. De tweede generatie Jan Kaljouw junior was al sinds 1926, het jaar waarin hij trouwde met Wilhelmina van Belzen, bij zijn vader in de zaak werk zaam. Voorheen had hij gewerkt als land arbeider bij diverse landbouwers op Wal cheren. Nadat zijn vader verhuisd was, ging hij bij de zaak wonen op Groot Abeele 2. Hoewel het de eerste jaren ook geen vetpot geweest zal zijn, ging het langzamerhand toch wat beter, onder meer omdat de oor logsindustrie op gang begon te komen en er daardoor een stijgende vraag naar grondstoffen kwam. Hij kon het zich al veroorloven om, toen de trekhonden oud begonnen te worden, een paard en wagen aan te schaffen. Het was weliswaar maar een oud wagentje en een klein paardje, maar de pony, die de naam Marie kreeg, was een taai beestje dat hem wel twintig jaar trouw gediend heeft. In al die jaren hebben ze samen vele duizen den kilometers over de Walcherse wegen afgelegd, waarbij het trouwe dier bij mijn weten nooit ziek is geweest. Verscheidene gemeenten werden regelmatig bezocht, vooral Souburg, Koudekerke, Biggekerke,

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1998 | | pagina 13