het dorp naar de Abeele. De meeste men sen gaven ook de voorkeur aan Kaijouw als handelaar. Van die andere handelaars moesten ze niets hebben; die waren niet te vertrouwen. Soms gaven ze maar een kwartje voor een grote zak vodden. Het oud papier kwam voornamelijk van de Souburgse winkeliers. Veel kartonnen dozen en dergelijke, die platgetrapt wer den en bovenop de andere spullen op de wagen geladen werden. Zo kon men Kai jouw verscheidene keren per week met afgeladen wagens door Souburg zien rijden. Dat liep natuurlijk in de gaten en al spoedig gingen er geruchten dat Kaijouw wel veel moest verdienen aan die handel. Men beweerde zelfs dat hij, samen met dokter Bloos, tot de rijkste mensen van het dorp behoorde. De roddel was afkomstig van gemeentewerklieden; die kletsten nogal. Nog tot in de jaren tachtig werden zijn nakomelingen als zodanig aangemerkt, zij het in mindere mate misschien. Meerma len ben ik in die richting aangesproken, al dan niet serieus bedoeld. Dat vader goede zaken deed, daar hoefde niet aan getwijfeld te worden, maar er kan ook vastgesteld worden dat hij het geld goed kon laten rollen. Allereerst had hij zes opgroeiende kinderen. Verder heeft hij zijn huis en schuur moeten kopen. Hij had ook altijd nog een voorliefde voor het agra rische bedrijf. Voor de oorlog had hij al een paar stukjes land van zijn vader overgeno men waarop tarwe en aardappelen werden verbouwd. Ook werd er een of twee keer per jaar een varken geslacht van twee- a driehonderd pond. Toen hij na de oorlog wat beter in zijn geld kwam te zitten, was het mijn vaders eerste wens om wat meer vee te gaan houden. Het is begonnen met een koe en langza merhand werd het een stal vol koeien. Die beesten hadden ook voedsel en onderdak nodig, zodat er (wei)land gekocht moest worden en een schuur bijgebouwd. Verder was het woonhuis nogal verouderd. Er is onder meer een geheel nieuw dak opge zet. Ondertussen was het steeds drukker geworden. Aanvankelijk konden wij als oudste jongens in onze vrije uren nog wel eens een handje toesteken, maar op den duur was dat niet meer vol te houden. Toen mijn broer Wim omstreeks 1948 van school kwam en wel genegen was om bij zijn vader in de zaak te komen, kon hij direct aan de slag. Tot ongeveer 1964, het jaar waarin vader overleden is, hebben ze de vodden- en metaalhandel samen gedaan. Later kwam daar ook nog broer Rinus bij, die woonde op Groot Abeele 12. Rinus werkte voornamelijk in de agrarische tak van het bedrijf. Hij heeft het later ook overgenomen en zelfstandig voortgezet. Wim Kaijouw heeft de vodden- en metaal- handel in 1964 voortgezet en is tot op heden eigenaar. Toen na het overlijden van vader de inven taris opgemaakt werd, bleek er geen geld van betekenis te zijn. De taxatiewaarde van de gebouwen, landerijen en veestapel leverde evenwel nog een aardig kapitaaltje op. Er kan dan ook wel worden vastgesteld dat vader veel voorspoed gehad heeft. Hij heeft de tijd ook wel meegehad, al heeft hij er hard voor moeten werken. Dagen van 's morgens zeven tot 's avonds negen uur waren geen uitzondering. Maar hij heeft ook tegenslagen gehad: op 42- jarige leeftijd overleed zijn vrouw, vele jaren bleef hij weduwnaar met vrijwel geen

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1998 | | pagina 15