succes en bracht hij de equipage naar
Vlissingen over. De eigenaar verkocht de
vissloep aan de Bergingmaatschappij te
Veere. Na het lossen van de ballast en de
inventaris lukte het de sloep in viot water
te krijgen en werd ze overgebracht naar de
haven van Veere. Op 24 november lezen
we in de krant dat de vissloep bij Van
Beveren te koop is.
Wat er zich precies heeft voorgedaan blijft
onduidelijk, maar op 7 juli 1903 verscheen
er plots de volgende advertentie in de Mid-
delburgsche Courant: 'L.J. Goeman te
Veere, neemt beleefd de vrijheid den Heer
M.J. van Beveren, Wethouder van Veere,
uit te noodigen bij hem te komen, teneinde
de lasterpraatjes, Zondag jl. omtrent de
berging-maatschappij door hem uitgespro
ken, te bewijzen.'
De Lord Salisbury
Op donderdag 20 augustus 1903 verloor
de barge Lord Salisbury uit Londen voor
de kust van Domburg zijn grootzeil, waar
door het schip onbestuurbaar werd en
rond negen uur 's morgens vastliep op een
punt van de zandbank de Ulk tussen
Westkapelle en Domburg. De bemannings
leden gingen aan wal en de stuurman en
een matroos kregen de opdracht het schip
in de gaten te houden. De kapitein, diens
vrouw en kind en drie andere matrozen
zouden de Engelse consul in Vlissingen
van de stranding op de hoogte brengen.
Na eerst in Westkapelle geïnformeerd te
hebben werd het gezelschap doorgestuurd
naar Oostkapelle, waar ze bij burgemees
ter Van Teijlingen aanklopten. Deze stuur
de een telegram naar de Britse consul en
gaf de uitgehongerde schipbreukelingen
eten en drinken. Vervolgens vertrok het
groepje weer in de richting van Westkapel
le. In de Manteling verdwaalden ze echter
en noodgedwongen moesten ze de nacht
in het bos doorbrengen. Uiteindelijk kwa
men ze pas de andere dag in Westkapelle
aan.
Intussen was het schip losgekomen en in
de richting van Oranjezon afgedreven,
waar het vast was komen te liggen voor
het machinegebouw van de waterleiding
maatschappij. Toen de kapitein vernam dat
zijn schip niet meer voor Westkapelle lag,
besloot hij met zijn gevolg te voet langs
het strand in de richting van Domburg te
vertrekken. In deze plaats bood een
Engelssprekende badgast hen in het
Volkskoffiehuis enige verversingen aan.
Hierna liepen ze door naar Oranjezon.
Dezelfde dag, om drie uur, kreeg herber
gier J.F. de Rooy in Veere het bericht dat
er bij Oranjezon een schip gestrand was,
waarop hij onmiddellijk directeur Van
Beveren van de Redding- en Bergingmaat
schappij hiervan op de hoogte bracht.
Deze toog naar de strandvonder (de bur
gemeester), die hem beval per fiets naar
het schip te gaan om het te verankeren.
De burgemeester zelf zou later achterna
komen. Bij het schip aangekomen trof Van
Beveren het op het droge aan en enige
leden van zijn bergingsmaatschappij
waren reeds aan boord, alsmede een paar
boeren uit de omgeving en bergers van de
Brouwershavense reddingsmaatschappij,
de stuurman en een matroos.
Na vijf dagen onderhandelen - het ene
moment was het wachten op een walkapi
tein, dan weer op een verzekeringsexpert
die uit Engeland moest overkomen -
gelukte het Van Beveren eindelijk toestem
ming te krijgen het schip te bergen. Voor
de stuurman en de matroos was het een
hele opluchting dat ze niet meer hoefden