niet meer per se inwoner van Veere te zijn, maar artikel 3 bepaalde dat meerderjarige mannelijke ingezetenen uit de provincie Zeeland lid mochten zijn, met één uitzon dering, namelijk diegenen die reeds lid waren van een vereniging of maatschappij die hetzelfde of ongeveer hetzelfde doel beoogde. Artikel 12 bepaalde dat ieder lid van de vereniging te allen tijde in het bezit moest zijn van door het bestuur blanco geteken de bergings- en reddingscontracten, ten einde die bij voorkomende gelegenheden af te sluiten. Het is duidelijk dat er een ware concurrentiestrijd bestond tussen de belanghebbenden. Hoe langer hoe meer blijkt dat niet het nobele streven om men sen te redden de prioriteit van de Veerena- ren had, maar dat winstbejag de voor naamste reden was tot het oprichten van de maatschappij. Opmerkelijk is dat bij de oprichting van de Veerse reddingsmaatschappijen geen Arnemuidse vissers betrokken waren, ter wijl er zich kort hiervoor voor het dorp een grote ramp had afgespeeld. Op 11 septem ber 1903 was een drietal vissersschuitjes in een hevige storm vergaan, waarbij alle dertien bemanningsleden om het leven waren gekomen. Gelukkig hebben zich in de jaren hierna in de buurt van Veere geen ernstige scheepsongelukken meer voorgedaan en naar alle waarschijnlijkheid heeft de maat schappij nooit hoeven optreden. Na de Tweede Wereldoorlog Pas in 1946 werden er weer initiatieven genomen op het gebied van het reddings wezen. In dat jaar vestigde de Noord-Zuid Hollandse Maatschappij tot Redding van Drenkelingen een station in Veere. Agent werd burgemeester Den Beer Poortugael, die hier jaarlijks een inkomen van driehon derd gulden van genoot. In de haven kwam de reddingsboot Maria Carolina Blankenheym te liggen, samen met een grote sloep. De Veerenaar Jan Minneboo werd kapitein en Kobus Minneboo stuur man. Piet Oele en Jaap Koelman werden eerste en tweede machinist. Verder behoorden tot de bemanning nog twee matrozen, die men bij het reddingswezen 'opstappers' noemde. Een van de eerste spectaculaire reddingen die de bemanning van de reddingsboot verrichtte, was die van de bemanning van het bij Westkapelle vergane schip Meer kerk in 1946. Een tweede grote klus kre gen ze toen op 11 januari 1958 de sleep boot Ebro op de Banjaard vastliep. Helaas moesten we in 1961 afscheid van de reddingsboot nemen toen hij overge plaatst werd naar Burghsluis, en het heeft tot 1995 geduurd voor er opnieuw een red dingsboot in Veere gestationeerd werd. J.H. Midavaine Geraadpleegde bronnen: - Rijksarchief in Zeeland, Handschriftenverza meling inv. nr. 942. - De Middelburgsche Courant: 19 juni 1762, 16 februari 1768, 28 mei 1818, 9 april 1850, 17 juni 1998, 28 november en 5 december 1899, 24 augustus, 27 augustus, 28 augustus, 29 augustus, 31 augustus, 30 september, 6 oktober en 17 december 1903. - De Nederlandsche Staatscourant van 17 juni 1898 (174, nr. 602) en van 15 december 1903 (nr. 293, pag. 361 en 362). - ]hr. I.F. den Beer Poortugael, '3 Ambtsperio des en een staartje', ca. 1969.

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1998 | | pagina 36